Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2537/TA, 21 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2537/TA

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting, locatie Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, voor zover daartegen beroep is ingesteld, welke uitspraak in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.J. Lieftink en [...], juridisch medewerker bij de inrichting.

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afzondering van klager ingaande op 30 april 2014 en beëindigd op 16 mei 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 90,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Namens het hoofd van de inrichting is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het klopt dat klager is afgezonderd wegens verdenking van betrokkenheid bij vernieling van pc’s (door deze in het water te gooien) en daarna als grond voor de afzondering klagers negatieve gedrag is toegevoegd. De grondslag van een opgelegde maatregel
moet, nadat deze is opgelegd, kunnen worden gewijzigd of aangevuld indien dat noodzakelijk is. Doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit worden tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel telkens getoetst. Het is praktisch onwerkbaar bij
wijziging of aanvulling van de grondslag van een maatregel dit formeel - op schrift - te bevestigen. Klager is meermalen gezegd wat de reden was voor de oplegging en het voortduren van de maatregel. Hij wist dat zijn programma afhankelijk van zijn
gedrag zou worden uitgebreid.
Klagers gedrag speelde al vanaf het begin af aan een rol bij de oplegging van de maatregel, maar is niet in de schriftelijke mededeling opgenomen. Als een maatregel voortduurt op grond van een totaal andere reden dan waarop de oplegging daarvan is
gebaseerd, zou een nieuwe beslissing moeten volgen, maar hier gaat het om een aanvullende reden. Die aanvullende reden stond niet in de schriftelijke mededeling, maar was wel duidelijk voor klager omdat dit hem in gesprekken is uitgelegd.
Het beroep is niet ingesteld tegen de hoogte van de tegemoetkoming.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De uitspraak van de beklagcommissie is juist. De beslissing een ordemaatregel op te leggen, moet toetsbaar zijn. In de schriftelijke mededeling wordt alleen gesproken over de vernieling van de pc’s en niet over klagers gedrag. Het gedrag is later de
grond geworden waarop de maatregel voortduurde.

3. De beoordeling
Klager is een maatregel van afzondering opgelegd in verband met het onderzoek naar klagers betrokkenheid bij de vernieling van computers.
Naar het oordeel van de beroepscommissie was het niet onredelijk, onbillijk of disproportioneel klager ten behoeve van dit onderzoek gedurende zeven dagen af te zonderen. In zoverre zal zij het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren,
de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag ongegrond verklaren.

Voor wat betreft het langer dan zeven dagen voortduren van de maatregel overweegt de beroepscommissie dat in de schriftelijke mededeling enkel het vermoeden van betrokkenheid bij de vernieling van computers als grond voor de maatregel wordt genoemd.
Klagers gedrag, waarop de inrichting zich heeft beroepen en dat kennelijk los staat van de vernieling van de computers, wordt in de schriftelijke mededeling niet genoemd en dit kan derhalve geen grond zijn de maatregel te laten voortduren. De
omstandigheid dat, zoals namens de inrichting is betoogd, doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel telkens worden getoetst, kan daaraan niet afdoen.
In zoverre zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt bevestigen.

Nu het hoofd van de inrichting heeft verklaard geen beroep te hebben ingesteld tegen de hoogte van de tegemoetkoming zal de beroepscommissie daarover geen uitspraak doen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond voor zover de ordemaatregel van afzondering niet langer duurde dan zeven dagen. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag
alsnog
ongegrond.
Voor het overige verklaart zij het beroep ongegrond en bevestigt zij de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. W.A.Th. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven