Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3755/SGA, 10 oktober 2014, schorsing
Uitspraakdatum:10-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/3755/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 10 oktober 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. Schwab, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 2 oktober 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van negen dagen, met cameratoezicht, ingaande op 6 oktober 2014 om 09.45 uur en eindigende op 15 oktober 2014 om 09.45 uur, wegens bezit van contrabande (een sim-kaart).

De voorzitter heeft kennisgenomen van het klaagschrift van 3 oktober 2014 en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 oktober 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker contrabande
voorhanden heeft gehad. Dit rechtvaardigt de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Ten aanzien van het cameratoezicht geldt dat dit kan worden opgelegd indien daarvoor aanleiding bestaat en nadat de gedragsdeskundige dan wel de inrichtingsarts daarover heeft geadviseerd, tenzij dat advies niet kan worden afgewacht. Uit de
inlichtingen
van de directeur wordt, nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet aannemelijk dat de directeur advies van de gedragsdeskundige heeft ingewonnen, voorafgaand aan noch zo spoedig mogelijk na het nemen van de beslissing. Ook dat is een
wettelijke eis. Gelet daarop komt de beslissing tot toepassing van cameratoezicht voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van de disciplinaire straf en wijst het verzoek toe voor zover dit ziet op het cameratoezicht. Hij schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van dat cameratoezicht met onmiddellijke ingang tot het moment dat
de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 oktober 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven