Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2545/GA, 7 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2545/GA

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G. Palanciyan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij het detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld detentiecentrum in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van één dag opsluiting in een strafcel.

De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Er is anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding nu klager tijdens de ten uitvoerlegging van zijn straf niet in de gelegenheid is gesteld zijn raadsman te bellen. Pas na overplaatsing kon klager
contact opnemen met zijn raadsman en is er beklag ingediend.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De mededeling van de oplegging van een disciplinaire straf is op 19 juni 2014 om 09.45 uur aan klager uitgereikt. Ook als wordt aangenomen dat klager aanvankelijk ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om contact met zijn raadsman op te nemen
is
op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat klager zelf niet in de gelegenheid is geweest om binnen de wettelijke termijn beklag in te stellen dan wel zijn omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat de overschrijding van de
wettelijke termijn door klager verschoonbaar is. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven