Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3157/GV, 7 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3157/GV

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Blaauw, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 augustus 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Kennelijk wordt de komende zes maanden geen verlof verleend vanwege een vermeende poging tot invoer van drugs. Klager benadrukt dat hij in beklag is gegaan tegen de disciplinaire straf die hem als gevolg van de vermeende poging is opgelegd. Er is nog
geen beslissing genomen in de beklagzaak, of een zittingsdatum bekend. De disciplinaire straf is opgelegd, omdat de bezoeker softdrugs bij zich had. Klager wist niet dat dit het geval was en de bezoeker heeft ook niet verklaard dat zij in opdracht van
klager handelde. Klager gebruikt geen drugs en hij handelt niet in drugs. Hij zou de drugs van zijn bezoeker niet hebben aangenomen. Klager heeft zich vrijwel altijd voorbeeldig gedragen en hij was aangesteld als reiniger. Dit zijn contra-indicaties
voor zijn betrokkenheid bij de poging tot invoer van drugs. De directeur houdt terecht in het midden of klager wist van de softdrugs. Benadrukt wordt dat het gaat om een vermeende poging tot invoer en niet van “geconstateerde handel in drugs”. Klager
wil alsnog met verlof gaan en verzoekt de detentiefasering en TR te hervatten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verlofverzoek is afgewezen omdat op 11 augustus 2014 sprake is geweest van een poging tot invoer van een grote hoeveelheid softdrugs (108,5 gram hasj). Dit had een bezoekster voor klager meegenomen ter gelegenheid van het relatie bevorderend
bezoek
(bezoek zonder toezicht). De drugs was verpakt in bolletjes, duidelijk met de bedoeling deze makkelijk in het lichaam in te brengen en verstopt in de bh van de bezoekster. Het is duidelijk dat de drugs van bezoekster niet een hoeveelheid voor eigen
gebruik was. Klager laat hiermee zien dat hij het niet zo nauw neemt met de gemaakte afspraken. Dit maakt dat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Daarnaast heeft de trajectbegeleider zijn twijfel uitsproken of klager na zijn
verlof
zal terugkeren naar de inrichting. De opmerking dat klager gedurende zes maanden niet in aanmerking komt voor verlof, is niet conform het Drugsontmoedigingsbeleid.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd. Ook het multi-disciplinairoverleg (m.d.o.) heeft negatief geadviseerd gezien het incident van 11 augustus 2014.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft positief geadviseerd mits klager zich houdt aan de voorwaarden die zijn opgesteld door de TOP600-regisseur.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden wegens – kort gezegd – gekwalificeerde diefstal in vereniging met bedreiging en een gevangenisstraf van 90 en van 28 dagen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of
omstreeks
6 juni 2015. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 41 dagen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf voor het via het bezoek invoeren van drugs een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Dat tegen deze
straf beklag is ingesteld maakt dit niet anders. Derhalve kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c en d van de Regeling tijdelijk verlaten
van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot het hervatten van de detentiefasering en TR kan klager zich tot de directeur wenden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven