Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2386/GA, 30 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2386/GA

betreft: [klager] datum: 30 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.C.J. Baaijens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat klager niet is medegedeeld dat hij een verlofaanvraag moest indienen waardoor zijn tweede algemeen verlof op 4 oktober 2013 in plaats van 27 september 2013 heeft plaatsgevonden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In het selectieadvies van de inrichting is klagers recht op verlof vastgelegd. Zijn tweede algemeen verlof stond gepland op
27
september 2013. Dat klager dit verlof apart had moeten aanvragen wordt weersproken. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming nu hij op 27 september 2013 een etentje met vrienden heeft moeten missen.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft de directeur – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er geen recht op verlof bestaat, maar enkel op het aanvragen daarvan. Het verlofschema heeft tot doel het
informeren
over de hoeveelheid aanvragen die de gedetineerde kan indienen en wanneer er verlofmogelijkheden zijn zodat de betreffende gedetineerde het verlof tijdig kan aanvragen. Het verlofschema is klager toegezonden nadat hij zijn eerste verlof had
aangevraagd.
Voorts heeft klager uitleg gekregen over de aanvraagprocedure. Hoewel klager pas tien dagen voor de beoogde verlofdatum, verlof heeft aangevraagd, is zijn aanvraag, ondanks dat klager in gebreke was gebleven, versneld in behandeling genomen. Klager is
een week later dan de beoogde verlofdatum met verlof gegaan. Het mogelijke ongemak dat klager hierdoor heeft ondervonden, is niet aan de inrichting te wijten.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Uit artikel 16, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat de directeur
een verlofschema opstelt om te bevorderen dat verloven zoveel mogelijk over het strafrestant worden verspreid. De beroepscommissie overweegt dat de omstandigheid dat een gedetineerde in aanmerking komt voor verlof en er een verlofschema wordt
opgesteld,
onverlet laat dat de gedetineerde dit verlof dient aan te vragen. Nu niet gebleken is dat klager onjuist is geïnformeerd en het naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve aan klager zelf te wijten is dat zijn verlof later heeft plaatsgevonden,
zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven