Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2692/GB, 7 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2692/GB

Betreft: [klager] datum: 7 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.N. Ritzer, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 21 juli 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zwolle Zuid 2 ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klaagster is sedert 16 juni 2014 gedetineerd. Zij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de locatie Nieuwersluis te Loenen. Op 11 juli 2014 is zij overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Zwolle Zuid 2.

3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster is van oordeel dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Klaagster stelt dat de medeverdachte geen verdachte is in de deeldossiers waarin klaagster als verdachte is aangemerkt, klaagster is namelijk de
enige vrouwelijke verdachte in haar strafzaak. Er kan dan ook geen sprake van samenzwering zijn. Voorts acht klaagster de maatregel niet in verhouding staan met de gevolgen die zij daarvan ondervindt, nu er ten tijde van het opleggen van de maatregel
nog sprake was van beperkingen. Het is voor haar dan ook onmogelijk contact te hebben met de medeverdachte. Daarnaast vindt klaagster het onbegrijpelijk waarom zij en niet de medeverdachte moet worden overgeplaatst. Klaagster heeft familie in de buurt
wonen en de medeverdachte niet, zodat de medeverdachte veel minder geraakt wordt door een overplaatsing. Klaagsters recht op family life wordt ernstig beperkt door de bestreden beslissing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Zolang klaagster de status heeft van preventief gehechte gedetineerde, is het advies van het Openbaar Ministerie (OM) doorslaggevend bij verzoeken tot overplaatsing naar een ander h.v.b. Daar is het noodzakelijk klaagster thans nog niet samen te
plaatsen met de medeverdachte.

4. De beoordeling
4.1. Klaagster behoort, gelet op haar status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Bij aanwezigheid van bijzondere
omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Van doorslaggevend belang in deze zaak is dat het OM aangeeft dat klaagster niet in het h.v.b. van de locatie Nieuwersluis kan blijven, nu daar een medeverdachte verblijft.
Hetgeen klaagster heeft aangevoerd omtrent de bezoekproblemen kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 7 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven