Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0876/TP, 5 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/876/TP

betreft: [klager] datum: 5 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 25 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 21 april 2002 verlengd tot 20 juli 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 8 oktober 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 23 oktober 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk in hethuis van bewaring (h.v.b.) Almere Binnen te Almere.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 8 april 2002 besloten tot plaatsing van klager in de tbs-inrichting Hoeve Boschoord te Boschoord. Klager is op 25 april 2002 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing van de Minister tot verlenging van zijn passantentermijn. Klager wacht naar zijn mening al te lang op plaatsing in een tbs-inrichting. Dat zijnpassantentermijn nu weer met drie maanden is verlengd, is dan ook onbegrijpelijk.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn. Klager is tijdig, namelijk op 5 april 2002, gehoord. Het hoorverslag dateert van 16 april 2002. De beslissing is tijdig aan klager meegedeeld bij brief van 17 april 2002. Deze brief is, gelet ophet geringe tijdsverloop tussen de datum van die brief en de ingangsdatum van de nieuwe passantentermijn, waarschijnlijk niet tijdig aan klager uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden als passant in een h.v.b. Eendergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk of onbillijk was.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager verbleef ten tijde van de bestreden beslissing opeen Bijzondere Zorg afdeling van het h.v.b. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit deinrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrent ontvangen. Aangezien klager op 25 april 2002 is geplaatst in Hoeve Boschoord heeft de Minister geen Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) bereid gevonden hem te berichtenomtrent de vraag of een voortgezet verblijf in het h.v.b. verantwoord was met het oog op de psychische conditie van klager. Uit het hoorformulier d.d. 16 april 2002 komt naar voren dat klager rustig zijn plaatsing in Hoeve Boschoordafwachtte.

4. De beoordeling
Klager is op 5 april 2002 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 21 april 2002 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 17 april 2002 geïnformeerd over de verlenging daarvan. Mede gelet op de datering vanverzoekers beroepschrift is deze brief is waarschijnlijk eerst na het verstrijken van de passantentermijn aan klager uitgereikt.
Derhalve wordt aangenomen dat niet tijdig is voldaan aan de in de artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijnop formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moest worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet eerder is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang (zes maanden) dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, op die grond onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Aangezien klager op 25 april 2002 is geplaatst in Hoeve Boschoord heeft de Minister de FPD niet (meer) bereid gevonden een klager betreffende medische verklaring op te maken. Om die reden is niet duidelijk of de psychische conditievan klager ten tijde van de bestreden beslissing van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd. Het hoorverslag d.d. 16 april 2002 geeft daarover onvoldoende uitsluitsel.
De beroepscommissie gaat er bij gebreke van andersluidende signalen onder de gegeven omstandigheden van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting teplaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 21 april 2002 tot 25 april 2002, de datum waarop klager daadwerkelijk in een tbs-inrichting is geplaatst. Nu de bestreden beslissing d.d. 17 april 2002 op formele grond dient te worden vernietigd zal deberoepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, in verband met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedtvan de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager ineen tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 21 april 2002 tot 25 april 2002, de datum waarop klager daadwerkelijk in een tbs-inrichting is geplaatst.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 5 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven