Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1690/GA, 10 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1690/GA

betreft: [klager] datum: 10 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. van Oort, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 mei 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. van Oort, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i.
Heerhugowaard, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de stagnatie van klagers detentiefasering door toedoen van de inrichting.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk en samengevat weergegeven – toegelicht. Klager komt al vanaf januari 2014 in aanmerking voor deelname aan een penitentiair
programma/electronische detentie. In de p.i. Nieuwegein is ten onrechte geen advies voor een “stapeltraject” aangevraagd. Er is in de p.i. Nieuwegein helemaal niets gebeurd. Klager heeft hier niet over geklaagd. In de locatie Westlinge is er lang op de
reclassering gewacht. Het klopt dat de directeur van de locatie Westlinge afhankelijk is van derden, maar het is wel de verantwoordelijk van de directeur om te rappelleren bij deze derden. Voorts vindt klager dat zijn trajectbegeleider hem goed had
moeten informeren over het door hem opgegeven, naar later bleek kansloze, verlofadres in Hilversum. Dit is ten onrechte niet gebeurd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk en samengevat weergegeven – toegelicht. Klager is op 4 september 2014 binnengekomen in de locatie Westlinge. Er is direct actie ondernomen. Op 19
september 2014 is een trajectbegeleider toegewezen. Een stapeltraject is echter pas mogelijk, indien de reclassering advies heeft uitgebracht. Er is steeds gerappelleerd bij de reclassering en klager is steeds op de hoogte gehouden. De directeur is van
mening dat hem niets valt te verwijten.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie stelt vast dat de opgelopen vertraging met name is te wijten aan de omstandigheid dat
in
de p.i. Nieuwegein geen advies voor een “stapeltraject” is aangevraagd alsmede aan het door de reclassering laat opstarten van het advies. Niet gebleken is dat de vertraging in dit geval valt toe te rekenen aan de directeur. Het beroep zal ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven