Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2572/GV, 25 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2572/GV

betreft: [klager] datum: 25 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juli 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft, voor zover hier van belang, het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is verbaasd dat de bestreden beslissing als datum van het verzoek 17 juli 2014 noemt, terwijl klager verlof heeft gevraagd voor de periode van 9
tot en met 11 juli 2014. Klager had in eerste instantie om strafonderbreking verzocht maar heeft dit verzoek niet doorgezet omdat dit zeer waarschijnlijk af zou worden gewezen. Klager wilde zijn verlof gebruiken om het ziekenhuis te bezoeken in verband
met een reeds langer durende ontsteking. Voorwaarde voor het verlof was dat klager een negatieve uitslag van een urinecontrole zou hebben voorafgaand aan het verlof. Klager kreeg vervolgens, zonder aanzegging, een urinecontrole. Klager vond dit geen
probleem omdat hij zeker wist dat de uitslag negatief zou zijn. De urinecontrole is overigens niet volgens de regels verlopen. Klager heeft toen niet zelf de stickers op de buisjes mogen plakken. Dit werd door een personeelslid gedaan. Ook de buisjes
werden door dat personeelslid gevuld. Klager ging er vooralsnog vanuit dat een en ander wel goed zat en heeft daarom voor akkoord getekend. Klager kreeg vervolgens te horen dat hij een uitslag op THC had van 77. Op zich zou klager dit, gelet op de
eerdere score van 1000, nog wel kunnen begrijpen. Er was immers sprake van afbouw. Het personeel zei tegen klager dat hij, als hij eerst 24 uur bedenktijd zou nemen en dan een herhalingsonderzoek zou aanvragen, in ieder geval nog op verlof zou kunnen
voordat de uitslag van het herhalingsonderzoek binnen zou zijn. Klager heeft vervolgens alles voor zijn verlof geregeld. Een dag voor het verlof meldden de bewaarders aan klager dat het verlof niet door zou kunnen gaan omdat hij nog door de
verlofcommissie besproken zou moeten worden. Vervolgens kwam uit het herhalingsonderzoek een uitslag voor THC van 51 naar voren. Klager kreeg daarvoor een disciplinaire straf van zeven dagen op de eigen cel. Klager begrijpt een en ander niet meer.
Andere gedetineerden, die hogere THC-waarden hadden mogen wel op verlof maar bij klager gaat alles fout. Klager was hierdoor zo gedesillusioneerd dat hij gedacht heeft aan suïcide. Hij was overal helemaal klaar mee. Klager heeft zijn laatste hoop
gericht op de beroepscommissie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft in de inrichting kennelijk verschillend luidende adviezen gekregen terwijl daarnaast geklaagd wordt over de procedure van de urinecontrole. Het verzoek is op objectieve gronden afgewezen. In het inrichtingsadvies is sprake van positieve
scores bij urinecontroles binnen een termijn van drie maanden. De laatste positieve score dateert van 2 juli 214. Op basis van het landelijk toegepaste Drugsontmoedigingsbeleid is het verzoek om algemeen verlof afgewezen. De reden voor zijn verzoek om
verlof, het betreft met name medische redenen, is tevens voorgelegd aan het Bureau Individueel Medisch Advies. De Medisch Adviseur heeft aangegeven dat klager voor eigen rekening een arts van zijn keuze kan raadplegen. De directeur zal daarbij, in
overleg met die arts, de plaats en het tijdstip van de raadpleging vaststellen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Norgerhaven heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, zulks in verband met aangetoond softdrugsgebruik binnen een tijdsbestek van drie maanden.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen heeft aangegeven positief te adviseren op het verzoek om verlof .
De politie Noord-Nederland, basiseenheid Oost heeft positief geadviseerd ten aanzien van het door verzoeker opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens – kortweg – gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij 74 dagen principale hechtenis te ondergaan, wegens – kortweg – het doorrijden na een aanrijding en het negeren van een
door
een opsporingsambtenaar gegeven stopteken. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 december 2014. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zes dagen en zeven dagen gijzeling op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Uit het selectieadvies komt naar voren dat klager tijdens zijn verblijf in de locatie Norgerhaven in totaal vier keer positief is bevonden op het gebruik van verdovende middelen. Drie keer op het gebruik van softdrugs en een keer op het gebruik van
harddrugs. De uitslagen van de laatste twee positieve urinecontroles werden ontvangen op respectievelijk 18 april 2014 en 2 juli 2014. Het gebruik van verdovende middelen tijdens detentie is in het kader van het landelijk geldende
Drugsontmoedigingsbeleid aanleiding om minder dan wel geen vrijheden te verlenen. De selectiefunctionaris kon in dit geval, ook indien wordt meegewogen dat de uitslag van het herhalingsonderzoek lager zou zijn geweest, in redelijkheid beslissen dat het
gevaar bestaat dat klager zich, bij een verlofverlening, schuldig zal maken aan drugsgebruik. Gelet daarop is er sprake van een contra-indicatie voor verlofverlening. Die contra-indicatie rechtvaardigt, ondanks de positieve adviezen van de politie en
het Openbaar Ministerie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 augustus 2014

secretaris voorzitter

Naar boven