Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3474/SGA, 24 september 2014, schorsing
Uitspraakdatum:24-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/3474/SGA
Betreft :[verzoeker] datum: 24 september 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC, inhoudende dat aan verzoeker belbeperkingen worden opgelegd, ook voor wat
betreft het telefoneren met geprivilegieerde contacten.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie, inhoudende dat het schorsingsverzoek als klaagschrift zal worden ingeschreven en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 september
2014. Klagers raadsvrouw, mr. J. Serrarens, is in de gelegenheid gesteld het schorsingsverzoek schriftelijk toe te lichten. De raadsvrouw heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat met verzoeker de afspraak is gemaakt dat hij drie keer per week mag telefoneren en dat daarbij de telefooncontacten met geprivilegieerde contacten mede zijn begrepen.
Op grond van artikel 39, vierde lid, wordt de gedetineerde in staat gesteld met geprivilegieerde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en gelegenheid bestaat. Door het aantal telefoongesprekken met
geprivilegieerde contacten op voorhand te beperken, gaat de directeur, hoe begrijpelijk zijn beslissing in het kader van de beheersbaarheid ook moge zijn, verder dan de wet toelaat. Per aanvraag voor een telefoongesprek met een geprivilegieerd contact
dient door of namens de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – een afzonderlijke belangenafweging worden gemaakt alvorens dat gesprek te weigeren dan wel toe te staan. Daarbij is het aan de gedetineerde om de noodzaak van een
dergelijk telefooncontact aannemelijk te maken en aan de directeur om te oordelen of en wanneer daarvoor gelegenheid is. De voorzitter merkt nog op dat bij een terugbelverzoek van een advocaat, de noodzaak van een telefooncontact met die advocaat
voldoende is gebleken.
Nu de bestreden beslissing in strijd is met de wet, komt de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven