Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2348/GB, 17 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2348/GB

Betreft: [klager] datum: 17 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Krouwel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld
in artikel 20b, tweede lid, onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), waar een regime van beperkte gemeenschap geldt, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 oktober 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 19 juni 2014 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tegen de ongewenstverklaring heeft klager bezwaar aangetekend. Hierop is nog geen beslissing genomen. De selectiebeslissing is dan ook voorbarig. Gelet op de onzekerheid van de uitkomst van de bezwaarprocedure tegen de ongewenstverklaring, meent klager
dat deze uitkomst eerst moet worden afgewacht. Klager vindt het onprettig bestempeld te worden als strafrechtelijke gedetineerde vreemdeling, conform artikel 20b van de Regeling, nu de bezwaarprocedure nog loopt. Klagers recht op familie- en
gezinsleven
is door de overplaatsing volstrekt onmogelijk gemaakt. Klagers partner woont in Schiedam en klagers overige familie in en rondom Rotterdam. Voor klagers partner, moeder, zus en zoontje is het niet meer mogelijk klager te bezoeken. Klagers overplaatsing
is in strijd met artikel 8 EVRM. Klager is in bezwaar, ondanks dat hij daartoe had verzocht, niet gehoord. Hij verzoekt in beroep te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel, omdat in het selectieadvies aangegeven wordt dat hij geen geldige verblijfstitel heeft en illegaal in Nederland verblijft. Klager heeft een inreisverbod en zijn verblijfsvergunning is
ingetrokken. In de p.i. Ter Apel is expertise beschikbaar ten behoeve van het voorbereiden van klagers terugkeer naar het land van herkomst. Ingevolge artikel 20b van de Regeling komen vreemdelingen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf
geen
rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 in aanmerking voor plaatsing in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Het beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen biedt
geen andere mogelijkheid dan de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht in beroep gehoord te worden. Dit verzoek is echter niet nader onderbouwd. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

4.2. Gelet op de stukken is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager na zijn detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en dat hij behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen. Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen. De p.i. Ter Apel is een gevangenis waar gedetineerden met een VRIS-status ondergebracht kunnen worden. Voorts moet worden gesteld dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico komen van de veroordeelde. Bezoekproblemen
zijn inherent aan het ondergaan van detentie. Nadelige gevolgen van detentie voor familie- en gezinsleven zijn onvermijdelijk en leveren in dit geval geen strijd op met artikel 8 EVRM. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 17 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven