Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1413/SGA, 30 april 2014, schorsing
Uitspraakdatum:30-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/1413/SGA
Betreft : [klager] datum: 30 april 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.S. Dijkstra, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld detentiecentrum van 24 april 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 14 april 2014 om 17.00 uur en eindigend op 1 mei 2014 om 17.00 uur, wegens het weigeren opdrachten op te volgen van het dienstdoende personeel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 28 april 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 april 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker zonder geldige reden heeft geweigerd gevolg te geven aan de opdracht van
het personeel om geplaatst te worden in een meerpersoonscel. Dat rechtvaardigt op zich – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de beslissing om aan verzoeker onderhavige disciplinaire straf op te leggen.
Nu namens verzoeker in het door zijn raadsman ingediende klaagschrift gemotiveerd is aangevoerd dat er sprake zou zijn van (een of meer) contra-indicatie(s) voor een dergelijke plaatsing, had het op de weg van de directeur gelegen om dadelijk na
ontvangst van het klaagschrift nader onderzoek te (doen) verrichten naar de daadwerkelijke aanwezigheid van contra-indicaties die dit in de weg staan aan plaatsing in een meerpersoonscel. Van zodanig onderzoek is niet gebleken, Daarom is de verdere
tenuitvoerlegging van de o0pgelegde sanctie - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - niet redelijk ene niet billijk. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal met onmiddellijke ingang
worden
geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe, schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijk ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven