Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0892/TP, 4 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/892/TP

betreft: [klager] datum: 4 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 1 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 26 mei 2002 verlengd tot en met 23 augustus 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 1 mei 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met voorwaarden. Vervolgens is bijonherroepelijk geworden uitspraak d.d. 14 augustus 2001 klagers tbs met voorwaarden omgezet in tbs met bevel tot dwangverpleging.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager met bevel tot dwangverpleging is ingegaan op 29 augustus 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring(h.v.b.) De Karelskamp te Almelo.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 28 januari 2002 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. Klager is op 24 mei 2002 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Het blijkt niet mogelijk om de maatregel binnen een redelijke termijn ten uitvoer te leggen. Klager en zijn relatie leven in een nachtmerrie waarvan het eind niet in zicht is. Verzochtwordt om terug te komen op de beslissing om de termijn te verlengen en klager in staat te stellen om buiten het h.v.b. onder de reeds aangezegde voorwaarden de opname te laten afwachten.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een h.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk enonbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen omtrent zijn psychische conditie ontvangen dietot zulk een voorrang zouden dwingen. Gelet op klagers plaatsing in Veldzicht op 24 mei 2002 is de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) niet meer verzocht om een medische verklaring omtrent klager uit te brengen.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een huis van bewaring was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

In verband met klagers plaatsing in een tbs-inrichting d.d. 24 mei 2002 is door de Minister niet meer verzocht aan de Forensisch Psychiatrische Dienst om te rapporteren omtrent klagers psychische conditie. Ten tijde van klagersdetentie in het h.v.b. zijn geen signalen ontvangen dat klagers psychische conditie van dien aard zou zijn dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd. De beroepscommissie gaat er derhalve van uitdat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de

bestreden beslissing weliswaar ten tijde van het nemen van die beslissing op 22 april 2002 niet in strijd was met de wet, maar dat gelet op klagers plaatsing in een tbs-inrichting met ingang van 24 mei 2002 de bestreden beslissingdient te worden vernietigd nu deze enkel betrekking heeft op een periode dat klager al in een tbs-inrichting was geplaatst.

De beroepscommissie ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven