Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1712/SGB, 27 mei 2014, schorsing
Uitspraakdatum:27-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/1712/SGB
Betreft : [verzoekster] datum: 27 mei 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. B.P.J. van Riel, namens

[...], verder verzoekster te noemen, thans niet gedetineerd.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 1 mei 2014, inhoudende de oproep aan verzoekster zich op
27
mei 2014 voor 10.00 uur te melden bij de locatie Ter Peel te Sevenum.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift van 7 mei 2014, de beslissing op het bezwaarschrift van 15 mei 2014 en het op 22 mei 2014 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de
schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 26 mei 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De veroordeling van verzoekster dateert van 13 september 2012 en is onherroepelijk geworden op 17 december 2013. Verzoekster diende er rekening mee te houden dat de haar opgelegde vrijheidsstraf vervolgens op enig moment ten uitvoer zou worden gelegd.
Verzoekster heeft in februari 2014 schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep zich te melden in een beperkt beveiligde inrichting. Verzoekster moest er daarna dan ook van uit gaan dat zij op enig moment een oproep zou ontvangen om
zich
te melden.

Verzoekster stelt dat zij inmiddels een vaste baan heeft en dat zij deze zal verliezen bij tenuitvoerlegging van de aan haar opgelegde vrijheidsstraf. Daarnaast heeft zij aangegeven dat zij de zorg heeft voor haar kinderen. Zij heeft het Ministerie,
zonder nadere redengeving, doen weten dat zij de straf in oktober 2014 wel kan ondergaan.

De omstandigheid dat haar werkgever heeft verklaard dat verzoekster zou worden ontslagen als zij meermalen niet op haar werk verschijnt, leidt de voorzitter niet tot het oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris als onredelijk en onbillijk
moet worden aangemerkt, nu verzoekster een arbeidscontract voor onbepaalde tijd heeft en niet aannemelijk is gemaakt dat uitstel van de meldplicht zou betekenen dat verzoekster haar baan kan behouden. Daarenboven is de voorzitter van oordeel dat
verzoekster voldoende tijd heeft gehad om te anticiperen op (de consequenties van) haar aanstaande detentie waar het betreft de zorg voor haar kinderen.

De voorzitter heeft voorts onder ogen gezien dat bij tijdige indiening van het gratieverzoek sprake zou zijn geweest van opschorting van de tenuitvoerlegging van de aan verzoekster opgelegde vrijheidsstraf maar acht ook dit gegeven – opnieuw voorlopig
oordelend - onvoldoende om te oordelen dat daarmee de beslissing van de selectiefunctionaris als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.

Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding de tenuitvoerlegging van beslissing van de selectiefunctionaris te schorsen. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris op 27 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven