Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1861/GA, 19 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1861/GA

betreft: [klaagster] datum: 19 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Nieuwersluis,

gericht tegen een uitspraak van 27 mei 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Nieuwersluis, [...], juridisch medewerker bij voormelde
inrichting
en klaagsters raadsvrouw, [...], gehoord.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, is zij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klaagster op ernstige wijze de orde, rust en veiligheid in de inrichting heeft verstoord door het indrukken van de
veiligheidsknop
van het rolhek.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klaagster een tegemoetkoming van € 37,50 toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur is van mening dat de beklagcommissie ten onrechte heeft geoordeeld dat klaagster niet
verantwoordelijk kan worden gehouden voor het indrukken van de veiligheidsknop. Uit het schriftelijk verslag komt naar voren dat klaagster doelbewust een slaande beweging richting de veiligheidsknop maakte, waarna bleek dat het rolhek was geblokkeerd.
Volgens de directeur was op het moment van het voorval met de camera op de knop ingezoomd, zodat er een goed zicht op de knop bestond. De knop moet echt worden ingedrukt, wil het rolhek blokkeren.

Namens klaagster is in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Niet kan worden vastgesteld dat klaagster de knop heeft ingedrukt nu er veel gedetineerden langs het kastje met de knop
liepen. Dat enkel gezien is dat klaagster een slaande beweging maakte, wil niet zeggen dat zij daarbij ook de knop heeft ingedrukt. Verwezen wordt naar twee verklaringen van medegedetineerden van klaagster waarin wordt ontkend dat klaagster de knop
heeft ingedrukt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a jo. Artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, indien de gedetineerde feiten begaat
die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw dient de gedetineerde verantwoordelijk te kunnen worden gesteld
voor de begane feiten.

In het schriftelijke verslag van 1 april 2014 is vermeld dat door de rapporteur via de camera is gezien dat klaagster op de kast van de noodstopbediening van het rolhek ging zitten. De rapporteur zag dat klaagster met haar rechterhand een naar beneden
slaande beweging maakte naar de noodstopbediening. De rapporteur probeerde direct het rolhek te bedienen via de meldkamer, maar dit was niet meer mogelijk. De rapporteur heeft klaagster hierop aangesproken en haar het schriftelijk verslag aangezegd.
Klaagsters reactie was; “Ik heb dit niet expres gedaan, ik wreef alleen maar over mijn bovenbeen.”

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klaagster verantwoordelijk kan worden gesteld voor het indrukken van de noodknop van het rolhek waarna het rolhek blokkeerde. De directeur kon dan ook in redelijkheid besluiten om aan
klaagster de onderhavige disciplinaire straf op te leggen. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven