Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1824/GA, 19 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1824/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht,

gericht tegen een uitspraak van 26 mei 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is klager gehoord.
De directeur heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Klagers raadsman, mr. P.S.A. Bovens, is, hoewel hij daartoe behoorlijk was opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel en uitsluiting van deelname aan de avondrecreatie op 27 november 2013 wegens het gebruik van cannabis.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 7,50 toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Bij binnenkomst in de inrichting is bij klager een THC-waarde gemeten van 2319, hetgeen duidt op het gebruik
van
cannabis. Volgens vast beleid wordt aan een positieve uitslag bij binnenkomst geen gevolg verbonden. Op 20 november 2013, drie weken later, werd bij klager een THC-waarde gemeten van 1527. Op basis van deze uitslag is, na overleg met het laboratorium,
geconstateerd dat sprake was van bijgebruik. Door het laboratorium was abusievelijk verzuimd de THC-kreatinine ratio te vermelden. Nu klagers kreatininewaardes niet lager dan 2.0 mmol/l waren, kan de hoogte van de gemeten THC-waardes niet worden
verklaard vanuit een mogelijk fluctuerende kreatininewaarde. De directeur is van mening dat hij gelet op de destijds beschikbare informatie in redelijkheid kon besluiten tot oplegging van de disciplinaire straf. Na behandeling van het beklag door de
beklagrechter zijn de THC-kreatinine ratio’s bij beide uitslagen alsnog beschikbaar gekomen. Uit deze aanvullende informatie, die in lijn is met de eerdere mondelinge conclusie van het laboratorium die mede ten grondslag lag aan de beslissing tot
oplegging van de disciplinaire straf, volgt dat evident sprake is geweest van bijgebruik.

Door klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager vindt dat hij ten onrechte is gestraft, aangezien hij aan het afbouwen was. Hij heeft niet bijgebruikt in het PBC.

3. De beoordeling
Bij een urinecontrole op 31 oktober 2013 had klager een score van 2319 ng/ml op cannabinoïden. Bij de urinecontrole van 20 november 2013 had klager een score van 1527 ng/ml.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient voor de beoordeling of er sprake is geweest van (bij)gebruik sinds het moment waarop de vorige urinecontrole is afgenomen, te worden gekeken naar de verhouding tussen de THC-waarde en de
kreatininewaarde (de THC-kreatinine ratio). Nu op de uitslagenformulieren van de urinecontrole van 31 oktober 2013 en van 20 november 2013 geen THC- kreatinine ratio was vermeld, heeft de directeur, conform artikel 5, eerste lid, van de Regeling
urinecontrole penitentiaire inrichtingen, het laboratorium geraadpleegd. Het laboratorium heeft aangegeven dat sprake is van bijgebruik. Gelet hierop stond het bijgebruik naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende vast en kon de directeur in
redelijkheid besluiten aan klager een disciplinaire straf op te leggen. In beroep is dit bijgebruik bovendien nog eens bevestigd door de THC- kreatinineratio bij beide urinecontroles. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard, de
uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven