Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1734/GA, 19 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1734/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J.M. Kruizinga, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 mei 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zuyder Bos, gehoord.
Klagers raadsman is, hoewel hij daartoe behoorlijk was opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Bij brief van 2 september 2014 heeft de directeur nadere inlichtingen verstrekt. Een afschrift hiervan is aan klager en zijn raadsman verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat in de cel, waarin klager een disciplinaire straf heeft ondergaan, geen koelkast aanwezig was,
b. de omstandigheid dat in de cel, waarin klager een disciplinaire straf heeft ondergaan, een half gordijn aanwezig was,
c. de omstandigheid dat klager de cel, waarin hij een disciplinaire straf heeft ondergaan, eerst na vier dagen heeft kunnen schoonmaken en
d. de omstandigheid dat klagers afspraak met (een medewerker van) ‘Gezin in Balans’ is geannuleerd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. en b. licht klager toe dat hij de maandag dat hij in de cel in het strafhuisje werd geplaatst
meteen bij een personeelslid heeft aangegeven dat er zich geen koelkast in de cel bevond en er maar een half gordijn aanwezig was. Het personeelslid antwoordde dat klager zijn eigen koelkast kon gaan halen. Klager had echter last van zijn rug.
Bovendien
vindt klager dat de koelkast gewoon in de cel moet zitten. Op dinsdag heeft klager weer geklaagd. Dit keer bij personeelslid R. R. gaf aan het even aan te kijken en de volgende dag naar een oplossing te zoeken. Er werd echter weer niets aan het
probleem
gedaan. Op woensdag verliet een medegedetineerde het strafhuisje en heeft klager het gordijn en de koelkast van deze medegedetineerde gepakt. Ten aanzien van c. licht klager toe dat de cel smerig was en hem niet de gelegenheid is geboden de cel schoon
te maken, terwijl hij hier iedere dag om heeft verzocht. Pas op de vijfde dag is het klager toegestaan zijn cel schoon te maken. Ten aanzien van d. geeft klager aan dat hij reeds voor zijn plaatsing in het strafhuisje heeft gevraagd of de afspraak met
‘Gezin in balans’ door kon gaan. Personeelslid P. zei tegen klager dat dit kon en dat de medewerker van “Gezin in balans’ zelfs bij klager op de cel op bezoek kon komen. Op de dag van de afspraak heeft klager verschillende keren gevraagd of hij naar de
afspraak mocht. Klager weet niet of hij uiteindelijk nog naar de afspraak toe is gegaan. Het was in ieder geval al veel te laat. De annulering van de afspraak is vooraf op geen enkele manier aan klager medegedeeld. In artikel 55, eerste lid, van de Pbw
wordt onderscheid gemaakt tussen de uitsluiting van deelname aan activiteiten en de beperking van het contact met de buitenwereld. Het beperken of uitsluiten van het contact met de buitenwereld vormt volgens klager geen automatisch gevolg van de
oplegging van een disciplinaire straf. Zijn behandeling is in strijd met de beginselen van goede bejegening. Klager heeft na afloop van de disciplinaire straf nog wel afspraken met ‘Gezin in Balans’ gehad.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van het beklag onder a., b. en c. licht de directeur toe dat klager naar aanleiding van de oplegging van een
disciplinaire straf in een cel in het strafhuisje is geplaatst. De cellen in het strafhuisje zijn schoon. Mocht een cel vies zijn, dan wordt de gedetineerde iedere dag de gelegenheid geboden de cel te reinigen. Alle cellen zijn voorzien van gordijnen
en
een koelkast, maar er wordt weleens een koelkast uit een cel gehaald als een andere koelkast kapot is. De directeur is bij het afdelingshoofd nagegaan of in het geval van klager sprake was van bijzonderheden. In de rapportages staan geen bijzonderheden
vermeld. Klager heeft derhalve niet aan de bel getrokken. Naar aanleiding van een verzoek van de beroepscommissie ter zitting heeft de directeur navraag gedaan bij een medewerker die dienst had ten tijde van het voorval. De medewerker heeft aangegeven
dat hij indertijd een gesprek met het afdelingshoofd heeft gehad en dat bekend was dat er in het strafhuisje wat zaken ontbraken. Wanneer een gedetineerde iets miste, kon hij dit bij het personeel aangeven en werd een oplossing gezocht. De medewerker
gaf verder aan dat het goed mogelijk is dat bij plaatsing van klager in het strafhuisje iets ontbrak, maar dat klager dit niet kenbaar heeft gemaakt bij het personeel. Ten aanzien van het beklag onder d. licht de directeur toe dat de medewerkers van
‘Gezin in Balans’ niet van buiten de inrichting komen, maar dat zij zich in de inrichting bevinden. Gesprekken met de medewerkers van ‘Gezin in balans’ vormen een activiteit die ook op een ander moment kan plaatsvinden. De regel is dat gedurende de
plaatsing in het strafhuisje geen activiteiten plaatsvinden.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a. en b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat klager naar aanleiding van een aan hem opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in een
andere
verblijfsruimte dan een strafcel in een cel in het zogenaamde “strafhuisje” is geplaatst. Gelet op de door de directeur in beroep overgelegde nadere reactie waaruit volgt dat het goed mogelijk wordt geacht dat bij plaatsing van klager in de cel in het
strafhuisje zaken ontbraken en gelet op klagers uitgebreide en gedetailleerde verklaring acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat in klagers cel in het strafhuisje geen koelkast en slechts een half gordijn aanwezig was en klager
hier,
tevergeefs, meerdere keren bij het personeel over heeft geklaagd. Onder deze omstandigheden is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de directeur tekort is geschoten. Het beroep t.a.v. a. en b. zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak
van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 7,50.

Hetgeen ten aanzien van het beklag onder c. is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van d. overweegt de beroepscommissie als volgt. Gelet op de omstandigheid dat uit artikel 55, eerste lid, van de Pbw volgt dat de gedetineerde aan wie de disciplinaire straf van opsluiting is opgelegd is uitgesloten van deelname aan
activiteiten en klager naar het oordeel van de beroepscommissie geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd waarom in zijn geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt op deze algemene regel, is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake
is
van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagcommissie zal dan ook in zoverre worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €
7,50.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder d. en verklaart klager in zoverre alsnog niet- ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven