nummer: 14/2260/GA
betreft: [klager] datum: 16 september 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 juni 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting van de beroepscommissie van 11 augustus 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft schriftelijk laten
weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Klagers raadsman heeft schriftelijk verzocht de behandeling van het beroep aan te houden tot een nader te bepalen datum.
Van het verhandelde ter zitting is een verslag gemaakt dat op 26 augustus 2014 naar klager, diens raadsman en de directeur is verstuurd. Namens de directeur van de p.i. Nieuwegein is gereageerd op dat verslag. Deze reactie is ter kennisname naar klager
en diens raadsman verstuurd op 11 september 2014.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager ontkent dat hij kokend water in het gezicht van een medegedetineerde heeft gegooid. De medegedetineerde kan geen brandletsel hebben gehad in zijn nek. Bovendien valt niet in te zien hoe het gooien van kokend water in het gezicht slechts
brandletsel geeft in de nek en niet in het gezicht. De rapporteur die het verslag heeft opgemaakt heeft zelf niets relevants gezien. Hij stelt niet dat klager de agressor was. De rapporteur verwijst naar hetgeen hij stelt gehoord te hebben van “collega
[P.] van de bewa”, terwijl een schriftelijke verklaring van deze [P.] ontbreekt. Ten tijde van de vermeende gedraging was [P.] al weg, hetgeen zou blijken uit de camerabeelden. De camerabeelden zijn niet in de procedure ingebracht. Dat de
medegedetineerde “duidelijke brandwonden” had is ook slechts een conclusie, terwijl de onderliggende medische stukken ontbreken. Er is geen verklaring van de medegedetineerde of andere gedetineerden. Speculatie kan niet de grondslag zijn om een
disciplinaire straf op te leggen.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Er is een verslag opgemaakt door [P.]. Hier staan haar bevindingen in over het incident. Inhoudelijk wordt verwezen naar dat verslag. De medegedetineerde is op 31 januari 2014 direct door de medische dienst behandeld, omdat hiertoe noodzaak bestond. De
volgende dag is de medegedetineerde naar de medische dienst geweest voor controle. Er kan geen medische verklaring verstrekt worden, omdat hierop het medisch geheim van toepassing is. Daarom kan niet nader worden geïnformeerd welke verwonding door de
medische dienst is geconstateerd en waaruit de behandeling heeft bestaan. In de strafoplegging heeft de directeur opgenomen “de betreffende gedetineerde heeft duidelijk brandletsel in de nek”. De directeur heeft dit zelf waargenomen.
3. De beoordeling
Op basis van de dossierstukken acht de beroepscommissie zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen. Het aanhoudingsverzoek wordt daarom afgewezen.
Bij de stukken is gevoegd een op ambtseed opgemaakte verklaring van piw-er [P.] van
3 september 2014 waarin haar eigen bevindingen staan vermeld. Uit deze verklaring blijkt dat piw-er [P.] belast was met de post toezicht arbeid op unit 1. Om ongeveer 16.10 uur stond piw-er [P.] bij de deur om een man uit het bad te ontvangen. Zij keek
naar zaal 5. Zij heeft klager met een glas een gooiende beweging zien maken naar gedetineerde J. waarop het glas op de grond viel en de inhoud hiervan in de nek van J. terecht kwam. Piw-er [P.] versnelde zich naar de werkzaal. Collega Erik was toen al
ter plaatse en had op zijn pieper gedrukt.
De beroepscommissie gaat in beginsel uit van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Reden om daar in dit geval anders over te oordelen is er niet, mede gezien de inhoud van het schriftelijk verslag van 31 januari 2014. Hetgeen in
beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op
secretaris voorzitter