Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2045/GA, 18 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2045/GA

betreft: [klager] datum: 18 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 juni 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2014, gehouden in de p.i. Almelo, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Arnhem.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. Het gedurende vijf weken niet kunnen volgen van onderwijs omdat de onderwijsmedewerker afwezig was en niet voor vervanging was gezorgd;
b. het niet mogen luchten in de periode dat klager hele dagen heeft gewerkt in de huisdienst.

De beklagcommissie heeft het onderdeel a van het beklag ongegrond en onderdeel b van het beklag gegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft aan klager ten aanzien van die gegrondverklaring een
tegemoetkoming toegekend van € 20,=.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt
- zakelijk weergegeven - toegelicht.
Klager is van mening dat hij zijn standpunt in het beroepschrift duidelijk heeft verwoord. Indien in de inrichting de bibliotheekmedewerker uitvalt, wordt voor vervanging gezorgd. Klager is van mening dat dit ook had moeten gebeuren toen de
onderwijsmedewerker enkele weken uitviel. Klager volgt onderwijs via de Open Universiteit en moet zijn huiswerk maken met behulp van internet. Ook moet hij zijn huiswerk per computer versturen. Doordat de onderwijsmedewerker vijf weken afwezig was,
heeft klagers studie gedurende die tijd stil gestaan. Klager rondde per zes weken een module af. Op de computer van de bibliotheek is geen internetmogelijkheid. Klager kon die dus niet gebruiken. Een en ander heeft niet plaatsgevonden tijdens een
vakantieperiode. De afwezigheid viel midden in een semester.

Klager is door de beklagcommissie ten aanzien van het niet mogen luchten deels in het gelijk gesteld. Hij heeft ongeveer 90 keer niet kunnen luchten doordat dit niet werd toegestaan. Klager vindt een tegemoetkoming van € 20,= te weinig voor een
dergelijke schending van het recht op luchten. Klager heeft vanaf de eerste dag aangegeven dat hij graag wilde luchten, ook al werkte hij een volledige werkweek. Hem werd door het personeel te verstaan gegeven dat dit niet mogelijk was, omdat dit ten
opzichte van de andere gedetineerden niet eerlijk zou zijn. Klager heeft gewezen op het dagelijkse recht op luchten. Uiteindelijk heeft klager de maandcommissaris gesproken over dat luchten. Tijdens de arbeidstijd was er soms gelegenheid om vijf of
tien
minuten naar buiten te gaan, meer niet. In de inrichting was wel de mogelijkheid om klager te laten luchten. Men had hem (bijvoorbeeld) met een andere afdeling kunnen laten luchten. Na 1 april 2014 bleek het luchten opeens geen probleem meer te zijn.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het was feitelijk niet mogelijk om de onderwijsmedewerker te vervangen. Bij de bibliotheek is een vervanging eenvoudig. Bij het onderwijs is dat moeilijker omdat daar gedetineerden de mogelijkheid van toegang tot het internet geboden wordt. Dit moet
door een deskundig medewerker gecontroleerd worden. Door deze uitval heeft klager overigens geen tentamens gemist. Hem is in het dagprogramma voldoende ruimte geboden voor het volgen van zijn studie. Er is bezien of vervanging van de
onderwijsmedewerker
mogelijk was. Indien er sprake van een tentamenperiode was geweest, zou geprobeerd zijn een oplossing te creëren. Een en ander is ook met klager besproken.
De door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming wordt redelijk geacht. Klager heeft er vrijwillig voor gekozen om in de huisdienst hele dagen te werken. Indien hij gekozen zou hebben voor een voor gedetineerden geldende ‘normale’ werkdag, dan
had
hij zonder problemen kunnen gaan luchten.

3. De beoordeling
Onweersproken is dat klager in de periode van 17 februari 2014 tot en met 20 maart 2014 geen gebruik heeft kunnen maken van de onderwijsfaciliteiten omdat de medewerker van de afdeling onderwijs in die periode afwezig was. Klager volgt onderwijs op
afstand via de Open Universiteit (OU) en is voor dat onderwijs afhankelijk van de mogelijkheid om via de onderwijsafdeling lesstof te ontvangen, huiswerk te maken en in te zenden aan de OU. Een en ander kon – zo begrijpt de beroepscommissie – enkel
door
tussenkomst van de medewerker van de afdeling onderwijs omdat ongecontroleerde toegang tot het internet aan gedetineerden niet is toegestaan.
Nu de afwezigheid van de betreffende medewerker voor de directeur tijdig bekend moet zijn geweest en daarnaast klagers belang bij het (gecontroleerde) gebruik van internetfaciliteiten voor zijn onderwijs aannemelijk wordt geacht, moet worden geoordeeld
dat zijdens de directeur onvoldoende inspanningen zijn verricht om aan zijn zorgplicht ten aanzien van klager te voldoen. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en dit onderdeel van het beklag dient alsnog gegrond te
worden
verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming nu klager feitelijk geen, althans het tegendeel is niet aangevoerd, ongemak in de zin van financieel nadeel heeft ondervonden van de afwezigheid van de
medewerker van de afdeling onderwijs.

Het beroep van klager is voorts gericht tegen de hoogte van de door de beklagcommissie ten aanzien van de gegrondverklaring van onderdeel b van het beklag toegekende financiële tegemoetkoming.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Zij weegt bij het bepalen van de hoogte daarvan de periode dat klager geen luchtmoment aangeboden heeft gekregen mee. Zij gaat daarbij uit van een periode als genoemd in de
uitspraak van de beklagcommissie, te weten van 16 maart 2014 tot 1 april 2014. Voor een schending van het recht op luchten gedurende een dergelijke periode is een tegemoetkoming van € 20,= onvoldoende. Dit onderdeel van het beroep zal dan ook gegrond
worden verklaard en de beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel a van het beklag en verklaart dat beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van de aan klager toegekende tegemoetkoming ten aanzien van onderdeel b en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven