Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2018/GB, 15 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2018/GB

betreft: [klager] datum: 15 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Steenbrink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Steenbrink, op 15 augustus 2014 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in de extra beveiligde inrichting (EBI) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 19 maart 2013 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Alphen aan den Rijn. Op 26 juni 2013 is hij geplaatst in de EBI van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Vluchtgevaar is onvoldoende aannemelijk en concreet. De verdenking in klagers strafzaak is naar mate het onderzoek vordert sterk aan erosie onderhevig zodat ook de grond dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar risico vormt waaraan het
vluchtrisico ondergeschikt is niet langer opgaat. Klager heeft de vermeende strafbare feiten steeds ontkend. Het politieonderzoek duurt reeds meer dan een jaar en daarmee ook zijn voorarrest. Het door klager aangedragen alibi is recentelijk door het
Openbaar Ministerie (OM) onderzocht en heeft ontlastende gegevens opgeleverd. De broer van klager wordt inmiddels door het OM vervolgd wegens verboden wapenbezit en niet zoals eerder is gesuggereerd voor hulp bij een gewapende ontsnapping. Gelet op de
gevolgen van plaatsing in de EBI voor een gedetineerde zoals de extreme beperking in het artikel 8 van het EVRM verankerde recht op respect voor privéleven, familie- en gezinsleven en zijn correspondentie, moet bij een almaar voortdurende verblijfsduur
in de EBI, een groter belang worden gehecht aan de actualiteit, concreetheid en volledigheid alsmede de betrouwbaarheid van de overgelegde informatie. In het meest recente GRIP-rapport van 30 juni 2014 staan geen nieuwe concrete feiten en
omstandigheden
anders dan de al bekende informatie. De selectiefunctionaris heeft in de bestreden beslissing niet onderbouwd waaruit de actuele en concrete informatie bestaat en ook wordt niet duidelijk gemaakt waarom niet kan worden volstaan met een andere minder
vergaande wijze van detentie.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de p.i. Vught van 27 mei 2014 is aangegeven dat klager sinds 26 juni 2013 in de EBI van de p.i. Vught verblijft. Er is een GRIP-rapport voorhanden waaruit blijkt dat klager mogelijk met hulp van
buitenaf wil ontvluchten. Deze informatie wordt door de Officier van justitie van het landelijk parket als zijnde actueel, betrouwbaar en concreet beoordeeld. Een ontvluchting van deze gedetineerde zou zorgen voor maatschappelijke onrust en een
geschokte rechtsorde. De directeur adviseert om klagers verblijf in de EBI te verlengen.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 2 juni 2014 heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht. Klager stelt niet te willen ontvluchten en dat als hij dat wel gewild had,
hij daar al toe in de gelegenheid is geweest. Klager stelt het GRIP-rapport van 30 juni 2014 nooit te hebben ontvangen.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie blijkt dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. De hieraan ten grondslag liggende informatie is nog steeds gekwalificeerd als actueel, betrouwbaar en
concreet. Verwezen wordt naar het GRIP-rapport van 30 juni 2014. Uit ingekomen informatie van 22 mei 2013 is gebleken dat er concrete plannen bestaan om klager al dan niet met geweld en met hulp van buitenaf te helpen ontsnappen uit het huis van
bewaring Alphen aan den Rijn. De desbetreffende informatie is gekwalificeerd als actueel, betrouwbaar en concreet. In december 2013 is gebleken dat er sprake was van meer actuele, aanvullende en concrete informatie inzake de ontvluchtingsvoornemens
waarvan ten aanzien van klager sprake is. Thans is nog onverminderd sprake van informatie inzake ontvluchtingsvoornemens. In geval van ontvluchting van klager zou sprake zijn van onaanvaardbare maatschappelijke risico’s, maatschappelijke onrust en van
een ernstig geschokte rechtsorde, nog afgezien van de consequenties in die zin van de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan een gewelddadige ontvluchting.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
De verlengingsbeslissing is op 6 juni 2014 genomen, maar is, zoals blijkt uit de toelichting van de selectiefunctionaris, feitelijk genomen op basis van de informatie die is vervat in het GRIP-rapport van 30 juni 2014. Bij beslissing van 8 november
2013, nummer 13/2118/GB, heeft de beroepscommissie overwogen dat bij de beoordeling van de verlenging van de plaatsing van klager in de EBI van groot belang zal kunnen zijn of er actuele en (zo mogelijk meer) concrete informatie beschikbaar is en dat
alsdan duidelijk dient te worden gemaakt waarom, indien nog steeds sprake is van een verhoogd vluchtgevaar, niet zou kunnen worden volstaan met een plaatsing van klager in een uitgebreid beveiligde inrichting of een uitgebreid beveiligde afdeling van
een reguliere penitentiaire inrichting.

Op 30 juni 2014 heeft het GRIP een rapport uitgebracht waarin het adviseert klagers verblijf in de EBI wederom te verlengen. Aanvullend op het eerdere GRIP-rapport van 28 mei 2013 is daar thans aan toegevoegd dat de in de EBI verblijvende
medegedetineerde, tevens medeverdachte uit klagers strafzaak, meermalen contact heeft gezocht met zijn broer ondanks dat dit hem door de directeur van de EBI verboden is. Het GRIP zou van het onderzoeksteam hebben vernomen dat de druk op klager en
voornoemde tevens in de EBI verblijvende medeverdachte steeds groter wordt. Ook is onduidelijk wat de gevolgen van de liquidatie op [...] M. voor het onderzoek en de verdachten gaan betekenen.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit het GRIP-rapport van 30 juni 2014 niet blijkt van nieuwe aanwijzingen ten opzichte van de informatie uit 2013 dat er concrete plannen bestaan om klager al dan niet met geweld en met hulp van buitenaf te helpen
ontsnappen. Het rapport uit 2013 heeft thans onvoldoende gewicht om een verlengingsbeslissing op te kunnen baseren. De actuele informatie in het rapport van 30 juni 2014 betreft klager niet of slechts zijdelings. De verwijzing naar een recente
liquidatie ontbeert bij gebrek aan concrete gegevens ook relevantie. Het is onder deze omstandigheden niet duidelijk waarom klagers detentie niet in een uitgebreid beveiligde inrichting ten uitvoer kan worden gelegd. De beroepscommissie komt, gelet op
het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden
vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of
enige
tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan. De
beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 15 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven