Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1763/GA, 12 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1763/GA

betreft: (klager) datum: 12 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.P. Nolet, namens

(...), verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2014 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichtingen Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 augustus 2014, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsman voornoemd en (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught..
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel ingaande 2 april 2014;
b. het feit dat klager op 3 april 2014 niet mocht telefoneren met zijn advocaat, er geen post wordt ontvangen in de strafcel en het beleid van het individuele programma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vertrouwen is belangrijk voor klager en dat had hij niet in het personeel in Vught. Er was geen “match”. Klager verzette zich tegen zijn plaatsing in afzondering. Als iemand in isolatie wordt geplaatst en aangeeft met zijn advocaat te willen bellen,
dan
had daar anders op gereageerd moeten worden. In het kader van isolatie moet altijd ruimte voor bellen met de advocaat gegeven worden. Met plaatsing in isolatie is de noodzaak voor bellen gegeven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het was met klager “op eieren lopen” voor het personeel. Hij verbleef in Vught op de crisisafdeling. Het werd voor de medewerkers heel moeilijk om nog met klager te blijven werken. De directeur zag geen heil meer in een langer verblijf van klager in
Vught. Er was sprake van langdurig geluidsoverlast veroorzaken door klager, schelden en spugen. Er zijn veel gesprekken met hem gevoerd. De directeur heeft klager veel meer laten bellen dan de tien minuten per week die daarvoor staat. Maar soms
weigerde
de directeur dat en dan zag je de boosheid bij klager. De directeur wilde dan meer toelichting van klager op de noodzaak om te bellen. Er ontstond dan een “welles-nietes” situatie. Er is van alles met klager geprobeerd: overplaatsing naar een andere
afdeling, een puntensysteem. Maar klager is niet in staat tot zelfreflectie en richtte zich op de medewerkers. Er is steeds gezocht naar mogelijkheden maar uiteindelijk was er sprake van frustratie over en weer.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a.
In de schriftelijke mededeling van de straf van 2 april 2014 staat dat deze is opgelegd naar aanleiding van een schriftelijk verslag d.d. 2 april 2014. Een schriftelijk verslag van die datum bevindt zich echter niet bij de stukken. Na de zitting heeft
de beroepscommissie de directeur gevraagd om na te gaan of er een schriftelijk verslag is van 2 april 2014 en deze na te sturen. Op 21 augustus 2014 is namens de directeur een brief van 2 mei 2014 opgestuurd. Dit is de reactie van de directeur aan de
beklagcommissie op het beklag van klager. Deze brief bevond zich al in het dossier. In de brief staat onder andere dat de directeur klager een disciplinaire straf heeft opgelegd op basis van een viertal schriftelijke verslagen. Deze verslagen zijn van
29 maart, 30 maart en 31 maart 2014. De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er geen schriftelijk verslag is van 2 april 2014 en oordeelt dat de straf is opgelegd in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, tweede lid, van de Pbw
dat de directeur beslist over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan, zoals is voorgeschreven in het eerste lid. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal
worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Voor de hoogte van de tegemoetkoming is van belang dat de beroepscommissie het opleggen van een straf aan klager, gezien zijn gedrag, niet onredelijk of onbillijk acht.

Ten aanzien van b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 13,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven