nummer: 14/2287/GM
betreft: [klager] datum: 8 september 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. T. Deckwitz, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiair psychiatrisch centrum p.p.c. van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 juni 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2014, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord. Klagers raadsman voornoemd heeft zich op 22 juli 2014 teruggetrokken.
De inrichtingsarts verbonden aan voormeld p.p.c. heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft een schriftelijke reactie gestuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 juni 2014, betreft het gevolgde TBC-protocol.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager geeft in zijn beroep aan van mening te zijn op goede gronden de Thorax-foto geweigerd te hebben. Hij beschouwt het nemen van een dergelijke foto als een inbreuk op zijn lichamelijke integriteit. Hij is van mening dat de röntgenstraling van de
door de GG en GD afgeschreven en door de p.i. gebruikte apparatuur schadelijk is voor de gezondheid. Overigens heeft klager sinds hij van boord kwam enkel in drie- en vier sterren hotels verbleven. De kans dat hij tbc heeft is daarmee uitermate gering.
Hem zijn bij binnenkomst niet de consequenties gemeld van een weigering de foto te laten nemen. Deze zijn hem pas naderhand duidelijk geworden. Er zijn ook andere manieren om aan te tonen of uit te sluiten of iemand tbc heeft.
De inrichtingsarts heeft in zijn schriftelijke reactie van 19 augustus 2014 het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 21 mei 2014 met spoed geplaats op de p.p.c. afdeling van de p.i. Vught. Bij de intake gaf hij aan de TBC-screening te weigeren
omdat eerder in de p.i. Zwolle een X-thorax gemaakt zou zijn. Dit gegeven was niet in DUWAR terug te vinden; bovendien kon hij niet duidelijk aangeven waar hij de laatste tijd had verbleven en welke contacten hij had gehad.
Derhalve is aan klager tijdens het kennismakingsconsult op 26 mei 2014 de Richtlijn Tuberculose in detentie uitgelegd alsmede de hieruit voortvloeiende consequenties indien klager persisteerde in zijn weigering; hierbij heeft hij aangegeven de gevolgen
te accepteren.
Wel opperde klager bloedonderzoek (bepaling leukocyten) hetgeen is afgewezen omdat dat een eventuele TBC-infectie niet uitsluit (Mantoux was niet zinvol in verband met eerdere BCG-vaccinatie).
Op 11juni 2014 zijn de uit de Richtlijn voortvloeiende beperkingen opgeheven, aangezien er zich in de tussenliggende periode geen klinische voor TBC verdachte klachten hadden voorgedaan.
Het gevoerde beleid is derhalve conform de Richtlijn “Tuberculose in detentie’ en geen “wanbeleid’ zoals klager het omschrijft.
3. De beoordeling
Ingevolge de Richtlijn Tuberculose in detentie kan bij de intake van een gedetineerde op indicatie een tuberculine huidtest en/of een thoraxfoto worden genomen indien de justitieel ingeslotene behoort tot een risicogroep. Klager is, omdat hij ten tijde
van de intake niet duidelijk kon aangeven waar hij de laatste tijd had verbleven en welke contacten hij had gehad, aangemerkt als behorend tot een risicogroep. Derhalve is uitvoering gegeven aan de voornoemde Richtlijn. De beroepscommissie leidt uit de
stukken en hetgeen door klager ter zitting naar voren is gebracht niet af dat er bij klager sprake zou zijn van een zwaarwegende en te respecteren reden die ertoe zou moeten leiden bij klager geen Thorax röntgenfoto te maken. Door de arts is gesteld en
door klager onvoldoende weersproken, dat aan klager is medegedeeld wat de consequenties zouden zijn als hij weigerde een röntgenfoto te laten nemen. In elk geval is duidelijk geworden dat klager wel heeft begrepen dat er consequenties zouden zijn. Ter
zitting heeft hij dienaangaande aangegeven dat hij hoe dan ook geweigerd zou hebben een röntgenfoto te laten maken.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. Ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 september 2014.
secretaris voorzitter