Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1193/GM, 2 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1193/GM

betreft: [klager] datum: 2 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 maart 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam
Over-Amstel, zijn klager en de inrichtingspsychiater verbonden aan de p.i. Vught,
[...], gehoord.
Klagers raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, heeft bij email van 6 juni 2014 aangegeven niet in de gelegenheid te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak. De beroepscommissie heeft ter zitting
aangegeven een verslag van het verhandelde ter zitting te maken en dat aan de raadsman te sturen met een verzoek daarop nader te reageren.
Op 10 juli 2014 is het verslag van het verhandelde ter zitting aan de inrichtingspsychiater en klagers raadsman voornoemd verzonden. Per mail van 11 juli 2014 heeft laatstgenoemde aan het secretariaat bericht dat de zaak is overgenomen door mr. J.W.H.
Peters, die desgevraagd telefonisch aangaf dat klager wordt bijgestaan door de heer mr. B.J. de Bree. Aan hem is op
14 juli 2014 het verslag gestuurd met het verzoek daarop binnen 10 dagen nader te reageren. Er is geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het ongedateerde verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, aldaar ontvangen op 25 februari 2014, betreft het niet voorgeschreven krijgen van Androcur.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door klager is ter zitting het volgende aangevoerd.
Waar het klager om gaat is dat hij ineens zijn medicatie niet meer kreeg. Er loopt het een en ander langs elkaar heen. Het ene moment krijgt hij Androcur en dan weer niet. De communicatie verliep niet goed. Daardoor duurt alles lang. Klager heeft eerst
drie gesprekken gehad met de vorige psychiater en daarna 10 gesprekken met de huidige psychiater. Ondanks de gesprekken duurde alles nog erg lang. Klager staat op de wachtlijst voor foto’s in het Jeroen Bosch ziekenhuis. De eerder ingezette behandeling
zou in overleg met de psychiater worden afgemaakt.

De psychiater heeft aangegeven het eerste gesprek met klager omstreeks begin april 2014 gehad te hebben. Hij wil eerst de botfoto’s afwachten alvorens een hormoonbehandeling te starten. In het p.p.c. waar klager verblijft kan geen hormoon behandeling
gegeven worden. Klager heeft geen zedendelict begaan en zijn testosteron gehalte is aan de lage kant. In een dergelijk geval kan een hormoonbehandeling meer schade aanrichten dan dat het goed doet. Een eenmaal ingezette hormoonbehandeling kan niet
zomaar worden stopgezet. Het was niet bekend dat klager eerder Androcur had gehad. Hem is Decapeptyl voorgeschreven op basis van ervaringen van behandelaar met het voorschrijven van die medicatie. Niet bekend is waarom de botfoto’s nog niet gemaakt
zijn. Op zich zou een kuur Androcur gestart kunnen worden alvorens de resultaten van het botonderzoek bekend zijn.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 28, eerste lid van de Pm kan een gedetineerde een beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Met de inrichtingsarts wordt in dit hoofdstuk gelijkgesteld de verpleegkundige dan wel andere hulpverleners
die
door de inrichtingsarts bij de zorg aan gedetineerden zijn betrokken.
Ingevolge artikel 29, tweede lid van de Pm doet de gedetineerde alvorens een beroepschrift in te dienen een schriftelijk verzoek aan de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie om te bemiddelen ter zake van de klacht. Het vijfde lid van dit
artikel bepaalt dat de Medisch Adviseur de bemiddeling afsluit met een mededeling van zijn bevindingen aan de gedetineerde en de arts. De gedetineerde wordt gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een beroepschrift alsmede de termijn waarbinnen
en de wijze waarop dit gedaan moet worden. Artikel 30, tweede lid van de Pm bepaalt dat het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de Medisch Adviseur wordt
ingediend.
Uit de stukken blijkt dat de Medisch Adviseur op 6 maart 2014 heeft bemiddeld naar aanleiding van klagers verzoek. Op 6 april 2014 heeft klager beroep ingesteld, welk beroep op 9 april 2014 op het secretariaat van de Raad is ontvangen. Klagers raadsman
is de mogelijkheid gegeven aan te geven of er sprake is van een verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn van zeven dagen. Nu er geen nadere verklaring ontvangen is, wordt vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van de
beroepstermijn en zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

Overigens is niet gebleken dat de Androcur door de inrichtingspsychiater is gestaakt. Ook blijkt niet of er bij klagers vorige behandelaar is geïnformeerd naar de indicatie voor Androcur.
De inrichtingspsychiater heeft een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de mogelijke voordelen en de nadelen van het opnieuw starten van medicatie. Op basis van ervaringsgegevens heeft de inrichtingspsychiater voorgesteld de resultaten van de botscan af
te wachten en eventueel Decapeptyl te starten. Overigens heeft het wel lang geduurd eer de botscan is gemaakt. De inrichtingspsychiater is echter gebleven binnen de grenzen van een zorgvuldige beroepsuitoefening. Opgemerkt wordt ten overvloede dat
gedetineerden die een dergelijk psychiatrisch beeld hebben goed dienen te worden begeleid en dat impliceert ook de kennis van de voorgeschiedenis.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr. Ing. C.J. Ruissen en
dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 2 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven