Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2743/GV, 1 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2743/GV

betreft: [klager] datum: 1 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 juli 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.H.L.C.M. Kuijpers om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van onbegeleid incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers broer is overleden. Hij heeft met een overlijdensakte, geboortecertificaat en een rouwkaart aannemelijk gemaakt dat het absoluut noodzakelijk was om bij de crematie te zijn. Drie jaar geleden heeft hij onder begeleiding van DV&O in het
rouwcentrum afscheid mogen nemen van zijn vader. Hij heeft daar een zeer onprettig gevoel aan overgehouden. Klager had graag de mogelijkheid gehad om bij de crematie van zijn broer te zijn. Hij heeft om onbegeleid verlof gevraagd in verband met zijn
eerdere ervaring. Hij wilde met zijn familie afscheid nemen van zijn broer. Hetgeen beweerd wordt over het nieuwe geweldsdelict tijdens deze detentie is onwaar. Dit delict speelde tijdens een vorige detentie. Tijdens die detentie verbleef klager in een
z.b.b.i. waar geen sprake was van onttrekking aan voorwaarden. Hij is naar huis gestuurd met een enkelband, hetgeen aantoont dat hij zich wel aan alle voorwaarden kan houden. Klager zou graag aangetoond willen zien wie en welke willekeurige personen
hij
letstelschade zou kunnen toebrengen tijdens de crematie van zijn broer of welk strafbaar feit hij zou willen plegen.
Over vijf maanden komt hij al in aanmerking voor fasering. Klager zit in een groen regime. Hij vertoont geen slecht gedrag. Hij heeft aan alles meegedaan om te laten zien dat hij niet meer wil recidiveren. De reclassering heeft aangegeven dat hij een
arbeidsvaardigheidstraining moet volgen voordat hij verder kan faseren. Dit geeft aan dat er vertrouwen is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 29 januari 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Gedurende zijn fasering verbleef hij in een penitentiair programma (p.p.). Tijdens zijn p.p. is hij opnieuw in verzekering gesteld. Klager is op 23 november 2011 veroordeeld
tot een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden. De kans op recidive is hoog aangezien klager zich al lange tijd in het criminele circuit bevindt en meerdere keren voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Het risico op het onttrekken aan
voorwaarden is hoog. Hij wordt door het overvallersoverleg van het Veiligheidshuis ingedeeld bij de zwaarste categorie overvallers. Dat zijn gedrag tijdens de huidige detentie positief is beidt geen garantie voor het feit dat hij zich niet aan
voorwaarden zou kunnen onttrekken. Klager is meerdere keren voor geweldsdelicten en vermogensdelicten met geweld veroordeeld. De kans op letstelschade is aanwezig.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen een begeleid bezoek zonder de aanwezigheid van familie en vrienden voorafgaand aan de crematie. Dit bezoek dient uitdrukkelijk onder begeleiding van DV&O plaats te vinden,
waarbij de mogelijkheid van onttrekking/ontsnapping van klager uitgesloten dient te zijn. Indien begeleiding/beveiliging niet wordt gegarandeerd, is het advies negatief. De verlofcommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van onbegeleid verlof op
grond van het hoge risico op onttrekking aan de voorwaarden.
Gelet op het bovenstaande is er geen vertrouwen in een goed verloop van en onbegeleid incidenteel verlof. Er is gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde en/of het plegen van nieuwe strafbare feiten aanwezig en gebleken onbetrouwbaarheid met
betrekking tot het nakomen van afspraken. Hij heeft de mogelijkheid gehad om onder begeleiding van DV&O afscheid te nemen en wilde dit niet.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den Ijssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlening van onbegeleid incidenteel verlof.
Het OM heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen onbegeleid verlof.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden met aftrek wegens een gekwalificeerd vermogensdelict en een overtreding van de Wet wapens en munitie. Aansluitend dient hij 296 dagen subsidiaire hechtenis c.q. gijzeling te ondergaan.
De
datum van invrijheidstelling is bepaald op 4 juli 2016.

Klager heeft om onbegeleid incidenteel verlof verzocht om de crematie van zijn (half)broer bij te kunnen wonen.

Ingevolge artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend in verband met het overlijden van de levenspartner, of een kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de
gedetineerde. Het bijwonen van een uitvaart is op grond van het derde lid van artikel 24 van de Regeling uitgesloten indien bewaking is aangewezen.

Aan klager is de mogelijkheid geboden om onder begeleiding afscheid te nemen van zijn overleden (half)broer. Gelet op het negatieve advies van het OM en klagers eerdere veroordelingen ter zake van (vermogens)delicten die gepaard gingen met (bedreiging
met) geweld, zijn strafrestant, het feit dat klager voorheen negatief (gewelddadig) gedrag vertoonde tijdens detentie en nog maar kort positief gedrag laat zien, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris om klager
geen
onbegeleid verlof te verlenen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven