Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2959/SGB, 20 augustus 2014, schorsing
Uitspraakdatum:20-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/2959/SGB
Betreft : [klager] datum: 20 augustus 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.R. Smeets, namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans niet gedetineerd.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 11 augustus 2014, inhoudende dat klager zich op 1 september
2014 voor 10.00 uur dient te melden bij de locatie Sittard van de penitentiaire inrichtingen Limburg-Zuid voor het ondergaan van een hem opgelegde vrijheidsstraf.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van een bezwaarschrift van 13 augustus 2014, van de beslissing op het bezwaarschrift van 15 augustus 2014, het op 18 augustus 2014 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift,
alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 19 augustus 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Verzoeker vraagt om uitstel van de executie van een vrijheidsstraf met als reden dat zijn werkgever de tijd heeft een geschikte vervanger voor hem te vinden die
verzoeker nog kan inwerken. Verzoeker hoopt ook na zijn detentie bij zijn werkgever te kunnen terugkeren. Daarbij is recent bij zijn jongste zoontje epilepsie geconstateerd. Zijn zoontje dient de komende maanden allerlei onderzoeken te ondergaan en een
nieuwe traumatische ervaring van het ondergaan van een vrijheidsstraf door verzoeker zou voor de gezondheid van zijn zoontje slecht zijn. Deze omstandigheden, die deels onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd, zijn – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – niet van dusdanige aard dat het verzoek leidt tot een toewijzing daarvan. Dat de werkgever heeft aangegeven nu zo snel mogelijk een vervanger voor verzoeker te moeten aantrekken en dus geen rekening meer kan houden met een eventuele
terugkeer van verzoeker maakt dit, mede ook gelet op de duur van de opgelegde straf, niet anders. Voor wat betreft de situatie van verzoekers zoontje staat voorop dat het inherent is aan het ondergaan van een vrijheidsstraf dat dat gegeven tevens van
invloed is op het leven van naaste familieleden van degene die de straf ondergaat. Daarbij zijn er gedurende detentie mogelijkheden om in bijzondere gevallen tijdelijk de inrichting te kunnen verlaten. Het verzoek zal worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris op 20 augustus 2014

secretaris voorzitter

Naar boven