Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1818/GB, 25 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1818/GB

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 12 maart 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) vinden klager vluchtgevaarlijk. Hij is echter meerdere malen heen en weer gereisd tussen Marokko en Nederland terwijl hij op de
telex stond. Ook heeft hij geen bericht ontvangen dat hij op de telex zou staan. Klager heeft sinds 9 september 2009 zijn toenmalige vrouw en zijn zoon niet meer gesproken. Klager is slechtziend. Hij is gemotiveerd om aan alles mee te werken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek vanwege de ernst van het delict (mensenhandel). Voorts wijst het OM
op het fictieve strafrestant dat nog aanzienlijk is. De Officier van Justitie heeft in klagers strafzaak hoger beroep ingesteld in verband met de in haar visie te lage gevangenisstraf die in eerste aanleg is opgelegd. Voorts is klager getrouwd in
Marokko en woont hij ook gedurende een aanzienlijke periode van het jaar aldaar. Ook de politie heeft negatief geadviseerd en wijst op de ontnemingszaak die nog behandeld moet worden (medio juni 2014). Zowel het OM als de politie wijzen op een
mogelijk
gevaar voor het slachtoffer en het risico dat klager zich aan zijn detentie zal onttrekken en naar Marokko zal gaan. Ook de directeur van de p.i. Nieuwegein adviseert klager op dit moment niet in een b.b.i. te plaatsen. De selectiefunctionaris heeft
zijn beslissing gebaseerd op voornoemde negatieve adviezen en heeft geen vertrouwen in een goed verloop van de vrijheden die bij plaatsing in een b.b.i. horen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij heeft de beroepscommissie de negatieve
adviezen van het OM, de politie en de inrichting in aanmerking genomen alsmede de omstandigheid dat de fictieve einddatum van klagers detentie is gesteld op 10 november 2015 en niet gebleken is dat klager reeds (met goed gevolg) vrijheden heeft
genoten.
De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat klager thans nog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 augustus 2014

secretaris voorzitter

Naar boven