Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1303/GA, 21 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1303/GA

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 april 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Hoogvliet.

Alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens het inslikken van (te veel) medicatie.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven - toegelicht.
Op 28 maart 2013 constateerde het personeel dat klager iets geslikt had. Klager heeft toen uiteindelijk erkend medicatie in te hebben genomen (tien tabletten Temazepam 20 mg en 20 tabletten Diazepam 10 mg). Klager had niet de bedoeling zich van het
leven te beroven, daarvoor was die hoeveelheid te weinig. De directeur heeft klager toen de onderhavige ordemaatregel van vijf dagen opgelegd. Klager is aansluitend naar het ziekenhuis overgebracht om zijn maag leeg te pompen. Klager is toen niet
gezegd
dat de ordemaatregel pas na terugkeer in de inrichting in zou gaan. Klagers maag is in het ziekenhuis niet leeggepompt. Hij heeft daar wel twee dagen moeten blijven. Op 30 maart 2014 is klager teruggebracht naar de inrichting. Het personeel gaf aan
dat
de dagen in het ziekenhuis mee zouden tellen bij de ordemaatregel. Op 31 maart 2014 kreeg klager vervolgens te horen dat dit niet het geval zou zijn. Hem is op 30 april 2014 de mededeling van de oplegging van die maatregel uitgereikt. Op 1 april 2014
kreeg hij een nieuwe mededeling en daarop stond als einddatum 5 april 2014 vermeld.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Primair is de directeur van mening dat klager, nu het klaagschrift onvoldoende duidelijk is, op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard. Mocht de beroepscommissie klager ontvankelijk achten in zijn beklag, dan geldt het volgende. Bij gelegenheid
van een bezoek is geconstateerd dat een bezoekster iets aan klager via de mond heeft overgegeven. Op grond daarvan is klager in een afzonderingscel geplaatst en door de directeur gehoord. Klager ontkende dat er iets zou zijn overgegeven. Nadere
informatie van de bezoekster wees uit dat een hoeveelheid medicatie was overgegeven. Na overleg met de inrichtingsarts is klager vervoerd naar het ziekenhuis voor onderzoek en/of verwijdering van de hoeveelheid medicatie in het lichaam. Klager heeft
uiteindelijk toegegeven medicatie te hebben ingeslikt. Hiervoor is hem een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een strafcel. In de eerste mededeling van die disciplinaire straf staat duidelijk dat die straf pas zal ingaan nadat
klager zou zijn teruggekeerd uit het ziekenhuis. Dit is aan klager zo ook medegedeeld. Om die reden is in die mededeling tijdstip van ingang en einde van de disciplinaire straf niet vermeld. Die mededeling is in het ziekenhuis aan klager uitgereikt.
Klager keerde op zondag 30 maart 2014 omstreeks 15.30 uur terug in de inrichting. Toen is de disciplinaire straf ingegaan. Voor de duidelijkheid is toen een nieuwe mededeling van de oplegging van die disciplinaire straf opgemaakt met daarin de
ingangsdatum en tijd en einddatum en tijd vermeld. Deze mededeling is binnen 24 uur na het opmaken daarvan uitgereikt aan klager.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagrechter. Naar haar oordeel is het klaagschrift, mede gezien de door klager in zijn beroepschrift gegeven nadere toelichting, niet zodanig onduidelijk dat dit had moeten leiden
tot
een niet-ontvankelijkverklaring van klager. Die uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en klager dient alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van dat beklag geldt het volgende.
Aan klager is op 28 maart 2014 verslag aangezegd in verband met de verdenking van het inslikken van contrabande (een condoom gevuld met medicatie) tijdens het bezoek. Klager is vervolgens op 28 maart 2014 gehoord door de directeur en aan hem is toen
een
disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Klager is vervolgens naar het ziekenhuis overgebracht. De mededeling van die strafoplegging is op 29 maart 2014 omstreeks 10.00 uur aan klager uitgereikt en houdt (onder meer) in
dat de disciplinaire straf zal ingaan op 28 maart 2014 om 00.00 uur en zal eindigen op 2 april 2014 om 00.00 uur. In die mededeling staat tevens vermeld dat de disciplinaire straf pas zal ingaan na terugkeer uit het ziekenhuis. Op 30 maart 2014
omstreeks 15.30 uur is klager teruggekeerd in de inrichting. Op 31 maart 2014 heeft de directeur een nieuwe mededeling van oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgemaakt met daarin vermeld dat de disciplinaire
straf is ingegaan op 30 maart 2014 om 15.30 uur en zal eindigen op 4 april 2014 om 15.30 uur. Op 1 april 2014 omstreeks 11.00 uur is deze mededeling aan klager uitgereikt.
De beroepscommissie constateert dat de eerste mededeling innerlijk tegenstrijdig is, omdat daarin enerzijds is vermeld dat de straf pas ingaat na terugkeer uit het ziekenhuis, en anderzijds dat de straf ingaat op 28 maart 2014 om 00.00 uur, terwijl
klager op dat tijdstip nog niet was teruggekeerd uit het ziekenhuis. Het is redelijk deze tekst in het voordeel van klager uit te leggen. Dat betekent dat hij er vanuit mocht gaan dat de tenuitvoerlegging van de straf was ingegaan op 28 maart 2014 om
00.00 uur. Gelet hierop is de beslissing van de directeur om de disciplinaire straf pas op 4 april 2014 om 15.30 te laten eindigen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk.
Het beklag van klager is daarom gegrond, voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan tot 2 april 2014 om 15.30 uur.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 augustus 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven