Nummer : 14/1184/SGA
Betreft : [klager] datum: 9 april 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in Unit 7 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 3 april 2014, inhoudende de afwijzing van een verzoek om bezoek
zonder toezicht (BZT) te mogen ontvangen.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 april 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 april 2014.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het selectieadvies van de p.i. Amsterdam
Over-Amstel van 5 maart 2014 wordt begrepen, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker naar aanleiding van buitensporig geweld jegens personeelsleden is overgeplaatst naar Unit 7 in Vught. Gelet op dat incident is – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – de beslissing van de directeur om verzoekers gedrag in de inrichting enige tijd te beoordelen alvorens toestemming te verlenen voor BZT niet onbegrijpelijk en kan deze ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek
zal
daarom worden afgewezen.
De omstandigheid dat verzoeker eerder, in een andere inrichting, wel BZT heeft gehad, maakt dit (voorlopig) oordeel niet anders.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 april 2014.
secretaris voorzitter