Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0126/GB, 30 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/126/GB

Betreft: [klager] datum: 30 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N. de Jonge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 11 juni 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad alvorens hij werd overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden. Op 21 januari 2014 is hij overgeplaatst naar de
gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Afwijzing van het verzoek tot deelname aan een gestapeld traject is in eerste plaats gelegen in het feit dat er onvoldoende vertrouwen is in een goed verloop van dit traject, aangezien
klager tijdens zijn vorige gestapeld traject een strafbaar feit zou hebben gepleegd en ook tijdens zijn v.i.-periode een strafbaar feit zou hebben gepleegd. Klager wil zijn criminele verleden achter zich laten. Dit blijkt onder meer uit het feit dat
hij
bezig is met een schildersopleiding en een cursus leidinggeven. De verdenkingen die aanwezig zijn omtrent klagers functioneren in de inrichting, en waarop de afwijzing van deelname aan een gestapeld traject mede is gebaseerd, worden zonder nadere
onderbouwing opgeworpen. In het reclasseringsadvies van 14 augustus 2013 wordt er positief gerapporteerd over de schildersopleiding en het gedrag van klager jegens medegedetineerden. Daarnaast is het niet juist dat het plegen van een strafbaar feit
tijdens een p.p. in 2005 het vertrouwen in een goed verloop van het gestapeld traject nu negatief heeft beïnvloed. Dat dit is meegewogen had nader gemotiveerd moeten worden, zeker omdat klager destijds nog een jeugdige leeftijd had terwijl hij nu een
volwassen man is met een vrouw en een kind. Het is wenselijk om klager gecontroleerd te laten faseren en hem laten wennen aan het voldoen aan voorwaarden, dan hem op een gegeven moment ongecontroleerd in vrijheid te stellen en te verwachten dat hij aan
de gestelde voorwaarden zal voldoen. In de tweede plaats is klager het niet eens met de beslissing na herbeoordeling. Daaraan ligt ten grondslag dat klager recent is overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden, omdat hij medegedetineerden
onder druk zou hebben gezet, hen betalingen aan hem liet verrichten en omdat er contrabande bij klager is aangetroffen. Er worden verdenkingen opgeworpen zonder verdere onderbouwing. De selectiefunctionaris is zonder meer uitgegaan van de juistheid van
deze verdenkingen. Het afwijzen van het verzoek tot deelname aan een gestapeld traject zou in die zin ook in strijd zijn met het resocialisatiebeginsel.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het voornemen van klager om zijn criminele verleden vaarwel te zeggen, blijkt niet uit zijn gedrag. Door te recidiveren tijdens een vorig gestapeld traject en vervolgens opnieuw te recidiveren in een v.i.-periode van een opgelegde straf en zich ook
niet
te houden aan de voorwaarden van die v.i., bestaat er wel degelijk een verhoogd maatschappelijk risico als er aan klager vrijheden worden toegekend. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat klager, nadat de selectiefunctionaris het verzoek tot
plaatsing in een gestapeld traject heeft afgewezen, recentelijk is overgeplaatst naar een andere inrichting, omdat hij in de gevangenis van de p.i. Lelystad medegedetineerden onder druk zette en hen vervolgens betalingen aan hem liet verrichten.
Vervolgens heeft hij geprobeerd drugs in te voeren om en deze door te geven aan een medegedetineerde. Klagers einddatum is vastgesteld op 22 mei 2015. Er is thans voldoende tijd voor klager om te laten zien dat hij serieus zijn criminele verleden
achter
zich wil laten. Fasering kan in een later stadium van klagers detentie in heroverweging worden genomen. Daarom is de genomen beslissing niet in strijd met het resocialisatiebeginsel.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij
de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.4. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een gestapeld traject in eerste instantie afgewezen, omdat klager heeft gerecidiveerd tijdens een vorig gestapeld traject in 2005 en vervolgens in 2011 ten tijde van een v.i.-periode.
Daarnaast heeft hij zich niet gehouden aan de voorwaarden van deze v.i. Blijkens de stukken is aan klager vervolgens op 7 januari 2014 een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd, wegens de
vondst van contrabande op zijn cel. Op 8 januari 2014 is aan klager, in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting, een ordemaatregel van veertien dagen afzondering in een afzonderingscel opgelegd, omdat hij op 3 januari 2014 is betrapt
bij
de overdracht van een handelshoeveelheid softdrugs, op 4 januari 2014 contrabande op zijn cel is aangetroffen en zijn naam herhaaldelijk is gevallen in verband met afpersingspraktijken. Voornoemde incidenten vormen naar het oordeel van de
beroepscommissie een contra-indicatie voor deelname aan een gestapeld traject. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking genomen belangen, niet als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 30 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven