Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2412/GV, 31 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2412/GV

betreft: [klager] datum: 31 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 juli 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. D. Fontein, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klagers grootvader lijdt aan longkanker en is hartpatiënt. Hij heeft net een beroerte gehad en op 10 juli 2014 wordt hij geopereerd, waarbij een long wordt verwijderd. Hij kan niet
worden gereanimeerd. Zijn overlevingskans is nihil. Klager heeft, vanwege zijn detentie, zijn grootvader al 36 maanden niet kunnen zien. Het verlofverzoek is afgewezen enkel omdat de rechter klagers voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.)
(gedeeltelijk) heeft herroepen. Aan klagers gezin is door hulpverleningsinstanties onvoldoende hulp aangeboden. Klager heeft zelf zijn gezin geholpen, maar justitie heeft hem daarvoor bestraft door zijn v.i. te herroepen. Daardoor kan hij thans geen
afscheid nemen van zijn grootvader. Klager heeft zich tijdens zijn penitentiair programma (met elektronisch toezicht) en gedurende het grootste gedeelte van zijn v.i. aan alle voorwaarden gehouden. Voorts wordt klagers resocialisatie belemmerd. Zijn
huis en baan staan op het spel en hij kan niet procederen omtrent zijn zoontje. Ook heeft hij schulden. De directeur heeft evenwel onvoldoende oog voor klagers belangen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht om aanwezig te kunnen zijn bij de operatie van zijn grootvader en om zijn moeder hierbij te ondersteunen. Op grond van artikel 36 van
de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder. Een grootvader valt hier niet onder. Het ondersteunen van de moeder is geen
reden voor strafonderbreking. Op grond van artikel 23 van de Regeling kan incidenteel verlof worden aangevraagd voor een bezoek aan een grootvader die in levensgevaar verkeert. Volgens het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) is hiervan op dit
moment geen sprake. Er bestaat derhalve geen reden om strafonderbreking te verlenen.

Op klagers aanvraag om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers aanvraag om strafonderbreking, wegens gebleken onbetrouwbaarheid van klager met betrekking tot het nakomen van afspraken.
De politie heeft geen bezwaar tegen het opgegeven verlofadres.
Het BIMA heeft incidenteel verlof geïndiceerd geacht, gezien de aard van de ingreep die bij klagers grootvader wordt toegepast en de band die klager met zijn grootvader heeft. Op 3 juli 2014 (om 13.35 uur) heeft de inrichting telefonisch contact gehad
met de medisch adviseur en de medisch adviseur heeft te kennen gegeven dat er op dit moment geen noodzaak bestaat voor het tijdelijk verlaten van de inrichting.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 120 dagen in verband met de (gedeeltelijke) herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op
21 augustus 2014.

Uit het advies vrijheden van 3 juli 2014 maakt de beroepscommissie op dat klager een verzoek om strafonderbreking heeft ingediend om aanwezig te kunnen zijn bij en na de operatie op 10 juli 2014 van zijn grootvader en om zijn moeder daarbij te
ondersteunen. Dit verzoek om strafonderbreking is bij beslissing van 3 juli 2014 afgewezen door de Staatssecretaris. Voorts blijkt uit het advies vrijheden dat klager een verzoek om incidenteel verlof heeft ingediend om (onder meer) bank- en
gemeentezaken te regelen. Dit verzoek om incidenteel verlof is bij beslissing van 8 juli 2014 afgewezen door de directeur.
In deze uitspraak geeft de beroepscommissie enkel een oordeel over (klagers beroep gericht tegen) de beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van het verzoek om strafonderbreking. De beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem zal een oordeel
geven over (klagers beklag gericht tegen) de beslissing van de directeur tot afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof.

Ingevolge artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling is – voor zover
hier
van belang – bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder [...] en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24. Uit artikel 23, in samenhang bezien met artikel 36, van de
Regeling volgt – voor zover hier van belang – dat het mogelijk is om strafonderbreking te verlenen voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende grootouder van een gedetineerde.

Als vaststaand wordt aangenomen dat klagers grootvader een zware medische ingreep moest ondergaan. De beroepscommissie acht evenwel onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake was/is van levensgevaar, nu klager geen stukken heeft overgelegd waaruit
zulks blijkt en ook het BIMA niet heeft bericht dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 23 van de Regeling. Voorts overweegt de beroepscommissie, in aanmerking genomen het (telefonisch) bericht van
3 juli 2014 van de medisch adviseur, dat, hoewel sprake is van een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer van klager, onvoldoende aannemelijk is geworden dat klagers aanwezigheid tijdens en na de operatie van zijn grootvader noodzakelijk
was/is. Tevens acht de beroepscommissie, nog daargelaten de vraag of dit een reden is voor het verlenen van strafonderbreking, de noodzaak voor het ondersteunen van zijn moeder bij en na de operatie van zijn grootvader onvoldoende aannemelijk geworden.
Gelet op het vorenstaande kan de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 31 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven