Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1989/GA, 30 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1989/GA

betreft: [klager] datum: 30 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van penitentiaire inrichtingen (p.i.) Limburg-Zuid,

gericht tegen een uitspraak van 2 juni 2014 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2014, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Limburg-Zuid.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit het rapport blijkt duidelijk dat klager wist dat hij niet mocht telefoneren en welke consequenties het overtreden van deze aanwijzing had. De straf is opgelegd gezien de feitelijke gang van zaken. In de strafoplegging is een verkeerde grond
opgenomen, want daarin staat dat klager de aanwijzingen niet heeft opgevolgd, namelijk dat hij op zijn cel moest blijven.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de inhoud van een schriftelijke mededeling van een strafbeslissing dient duidelijk te zijn welk gedrag heeft geleid tot de strafoplegging. Nu in die mededeling is opgenomen dat klager zich niet aan de aanwijzing heeft gehouden om op zijn cel te
blijven, terwijl de straf is opgelegd omdat klager de aanwijzing om niet te telefoneren heeft genegeerd, oordeelt de beroepscommissie, evenals de beklagcommissie, dat het beklag gegrond is.
Uit het onderliggende rapport van de strafoplegging blijkt overigens dat klager driemaal is gewaarschuwd dat hij niet mocht telefoneren en wat de consequenties zijn als die aanwijzing van het personeel niet opgevolgd wordt. Uit het rapport blijkt
voorts
dat klager, ondanks de waarschuwingen, getracht heeft te telefoneren. De beroepscommissie zal daarom een tegemoetkoming toekennen die gebruikelijk is bij de gegrondverklaring wegens een procedureel gebrek bij de strafoplegging.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover dat de hoogte van de tegemoetkoming betreft, en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 12,50. Voor het overige
bevestigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven