nummer: 14/2241/GV
betreft: [klager] datum: 17 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Raza, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 25 juni 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is al jaren gedetineerd. Hij heeft gedurende deze periode verschillende keren verzocht om schorsing om zijn bejaarde vader te kunnen bezoeken. Telkenmale is het verzoek om schorsing afgewezen. Afgelopen weekend is de vader plotseling te komen
overlijden. Naast schorsing is nu ook verzocht om incidenteel verlof voor de maximale duur om op passende wijze afscheid te kunnen nemen samen met klagers broers en zusters. De situatie rechtvaardigt een kort verlof, desnoods onder begeleiding. Uit de
afwijzende beslissing blijkt niet van een evenwichtige belangenafweging, zeker gelet op de voorgeschiedenis en de nijpende situatie.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een verzoek ingediend voor een samenzijn met zijn broers en zusters in verband met het overlijden van hun vader op Curaçao. Klager zou graag samen met hen op gepaste wijze in Nederland afscheid willen nemen. Het verzoek is afgewezen op
grond van de uitgebrachte adviezen en het feit dat de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) hier niet in voorziet.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en hierbij verwezen naar het advies van de advocaat-generaal. De mogelijkheid bestaat om de broers en zusters in de locatie De Schie te
ontvangen.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd maar zich onthouden van advies.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft ernstige bezwaren tegen het verlenen van verlof. Hierbij is aangegeven dat klager terecht staat wegens de invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne via de haven van Antwerpen. In
hoger beroep wordt klager vervolgd voor meer feiten dan de rechtbank bewezen heeft verklaard en het is denkbeeldig dat in hoger beroep een fors hogere gevangenisstraf zal worden opgelegd. Klager is hiervan op de hoogte en er is sprake van een reëel
risico op vluchtgevaar. De vader van klager woonde niet in Nederland en er blijkt niet van een nauwe band tussen vader en klager. Het is begrijpelijk dat klager met zijn broer over vader wil praten. Een dergelijk bezoek kan ook in de locatie De Schie
plaatsvinden. Het lijkt erop dat de familie naar de Nederlandse Antillen zal gaan voor de begrafenis of crematie.
3. De beoordeling
Klager is door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek, wegens – kort gezegd – handelingen die zijn strafbaar gesteld bij de Opiumwet. Tegen dit vonnis zijn klager en de officier van justitie in hoger
beroep
gegaan. De fictieve einddatum van de detentie valt op of omstreeks 10 oktober 2016.
Krachtens artikel 21 van de Regeling, kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder
begeleiding of bewaking plaatsvinden.
Op grond van artikel 24 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder. In het tweede lid staat dat het bezoek kan bestaan in het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een
bezoek aan graf of columbarium. Uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat de meest gangbare vormen van incidenteel verlof zijn opgesomd, maar deze opsomming is niet limitatief. In de toelichting van de Regeling staat: “niet wordt uitgesloten dat
ook
andere gebeurtenissen de aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof.” Het verzoek van klager komt dan ook voor beoordeling in het kader van deze Regeling in aanmerking.
Uit het verzoek van klager dat is gedaan via de locatie De Schie van 24 juni 2014 volgt dat klager heeft verzocht om incidenteel verlof om samen met zijn broers en zusters op gepaste wijze in Nederland afscheid te nemen. Uit het advies van de
advocaat-generaal blijkt dat ten aanzien van klager sprake is van een reëel vluchtgevaar. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, een afwijzing van de
verlofaanvraag rechtvaardigt. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de mogelijkheid bestaat dat klager zijn broer en zusters in de inrichting kan ontvangen om zo op gepaste wijze in Nederland afscheid te nemen. Derhalve kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 17 juli 2014
secretaris voorzitter