Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1958/GV, 14 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1958/GV

betreft: [klager] datum: 14 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 juni 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet in de afwijzende gronden vinden. In het kader van het penitentiair programma (p.p.) heeft klager al zes maanden buiten de inrichting doorgebracht. Het nieuwe strafbare feit dat klager gepleegd zou hebben, was een reactie op een
onterechte aanhouding. Er is dus geen reden om geen vertrouwen te hebben in een goed verloop van het verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager nam deel aan een p.p. bij Stichting Exodus. Tijdens het p.p. is klager aangehouden en vervolgens teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting. Tevens is de vervroegde invrijheidstelling (v.i.) afgesteld omdat klager een strafbare feit
heeft gepleegd tijdens zijn detentie. Het restant van de v.i.-periode is met bijzondere voorwaarden opgelegd. Op grond van artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling), hoefde de directeur het verlofverzoek niet in
behandeling te nemen. De laatste drie maanden van de detentie waren al ingegaan. De einddatum van de detentie is 20 juni 2014 en de laatste vijf dagen van de detentie wordt geen verlof toegekend.
Daarnaast is het feit dat er een strafbaar feit is gepleegd tijdens de detentie een forse contra-indicatie voor verlofverlening. Eerder goed verlopen vrijheden doen daar niet aan af. Na de detentie volgt ook een periode met bijzondere voorwaarden waar
de reclassering op zal toezien. Een verlof met bijvoorbeeld een locatieverbod, zal geen toegevoegde waarde hebben aan de betrouwbaarheid van een goed verloop van een verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van penitentiaire inrichting Almere heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en hierbij aangegeven dat klager tijdens het p.p. een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
Het openbaar-ministerie heeft positief geadviseerd.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en akkoord bevonden.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek, wegens – kort gezegd –opzettelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweldpleging en afpersing. Op 25 september 2013 heeft klager deelgenomen aan een p.p. Tijdens het p.p. is
klager
aangehouden voor een nieuw strafbaar feit (brandstichting) en is de v.i. uitgesteld met 120 dagen. Op 20 juni 2014 is klager in vrijheid gesteld.

Klager heeft op 28 mei 2014 verzocht om toekenning van algemeen verlof van 4 juni 2014 tot en met 6 juni 2014.

In artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling is onder meer bepaald dat een gedetineerde in aanmerking komt voor algemeen verlof als zijn strafrestant nog ten minste drie maanden bedraagt. Nu de einddatum van de detentie is bepaald op 20 juni
2014, kon klager reeds daarom niet in aanmerking komen voor toekenning van algemeen verlof. De bestreden beslissing van de Staatssecretaris kan gelet op het vorenstaande niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt ongegrond
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven