Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2238/GB, 14 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2238/GB

Betreft: [klager] datum: 14 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Harlequin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 oktober 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Scheveningen. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 17 maart 2014 is het p.p. aangevangen en is klager
administratief ondergebracht bij de PIA (penitentiaire inrichtingen administratief) van de locatie Noordsingel Rotterdam. Op 14 mei 2014 is door het Gerechtshof Amsterdam klagers gijzeling gelast. Bij beslissing van 5 juni 2014 is beslist tot
beëindiging van deelname aan het p.p. vanaf 14 mei 2014. Bij beslissing van 20 juni 2014 is klager wederom geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 23 juni 2014 is het p.p. aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de PIA van de
locatie Noordsingel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 20 juni 2014 is niet dan wel onvoldoende gemotiveerd. Klager heeft simpelweg niet deel kunnen nemen aan het p.p. ten tijde van zijn gijzeling. De
selectiefunctionaris geeft geen enkele motivering op grond waarvan duidelijk wordt waarom de selectiefunctionaris desalniettemin zijn p.p. beëindigt en op grond van overtreding van welke voorwaarde(n). Klager heeft geen van de voorwaarden ex art. 9 lid
1a t/m c van de Penitentiaire maatregel (Pm) overtreden. Hij heeft de reclassering continue op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en hen vanuit het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zoetermeer direct op de hoogte gesteld van zijn
gijzeling. Klager werd gegijzeld daar hij een beroep deed op zijn verschoningsrecht. Het is allerminst zeker dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtsgang zal waarschijnlijk nog enige tijd in beslag nemen nu er nog geen
dagvaarding is en het een bijzondere en juridisch complexe situatie betreft. De beslissing van de selectiefunctionaris is onredelijk en onbillijk. Al zou klager een voorwaarde voor deelname aan het p.p. hebben overtreden, dan nog dient er een
individuele belangenafweging te worden gemaakt. Gezien de bijzondere omstandigheden is beëindiging van klagers deelname aan een p.p. disproportioneel. Hierbij dient in aanmerking genomen te worden dat de reclassering buitengewoon tevreden is over
klager, dat hij zich aan alle voorwaarden heeft gehouden, zijn re-integratie in volle gang is en dat hij bij beëindigen van zijn deelname aan een p.p. zijn woning kwijt zal raken. Niet blijkt dat er advies is gevraagd aan de reclassering omtrent
beëindiging van klagers p.p. Klager heeft onterecht vastgezeten in de periode van 2 juni 2014 tot 23 juni 2014. De raadsvrouw van klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 5 juni 2014 inhoudende de
beëindiging van het p.p. niet meer anders had kunnen uitvallen. Immers, zou de selectiefunctionaris het p.p. niet beëindigd hebben dan had de Staat der Nederlanden moeten erkennen dat klager dagenlang onterecht heeft vastgezeten. Hij neemt inmiddels
weer deel aan een p.p. Klager verzoekt om een tegemoetkoming voor de periode waarin hij niet deel heeft genomen aan een p.p.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager voldeed niet meer aan de voorwaarden gesteld aan een deelname aan een p.p. Zo was er geen sprake meer van een programma dat 26 uur invulling per week geeft en
klager verbleef niet langer op het verblijfadres waar hij tijdens zijn deelname aan het p.p. diende te verblijven. Klager is door het Openbaar Ministerie (OM) in het kader van de gelaste gijzeling, geplaatst in het h.v.b. van de locatie Zoetermeer
waardoor hij niet langer deel kon nemen aan het p.p. Het OM heeft na afloop van de gijzeling negatief geadviseerd met betrekking tot het voortzetten van het p.p. Tevens heeft zij aangegeven een strafzaak tegen klager aan te spannen op grond van
overtreding van artikel 192 van het Wetboek van Strafrecht en een verzoek tot uitstel dan wel afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling in te dienen. Naar aanleiding van bovenstaande meende de selectiefunctionaris klagers deelname aan het p.p.
te
moeten beëindigen. Bij afhandeling van klagers bezwaarschrift is door de selectiefunctionaris om inlichtingen verzocht bij het OM. Hieruit is gebleken dat er nog geen strafzaak tegen klager is aangespannen en dat zij eveneens nog geen uitstel dan wel
afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft ingediend. Op grond hiervan is klager op 20 juni 2014 geselecteerd voor deelname aan een p.p. De selectiefunctionaris verzoekt klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.

4. De beoordeling
4.1. In het onderhavig beroep is de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen de beslissing van 5 juni 2014 tot beëindiging van klagers deelname aan een p.p. aan de orde. Klager neemt inmiddels weer deel aan een p.p. Nu klager heeft
verzocht om toekenning van een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen.

4.2. Door de gijzeling van 14 mei 2014 tot 5 juni 2014 is het p.p. rechtens opgeschort. De beëindiging van het p.p. is gebaseerd op het negatieve advies van het OM van 5 juni 2014 met betrekking tot voortzetting van het p.p. Er is geen sprake
geweest
van het overtreden van aan het p.p. verbonden voorwaarden. Er is thans geen rechtvaardiging voor het beëindigen van het p.p. aanwezig. Het p.p. had na beëindiging van de gijzeling voortgezet moeten worden. Gelet op het voorgaande moet de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen dan ook als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. Nu klager op 20
juni 2014 wederom geselecteerd is voor deelname aan een p.p. en op 23 juni 2014 het p.p. is aangevangen, zal de beroepscommissie volstaan met deze gegrondverklaring en zal zij de selectiefunctionaris niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. De
beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van de hierna te vermelden tegemoetkoming wegens het onterecht beëindigen van klagers deelname aan een p.p. voor de periode van 14 mei 2014 tot 23 juni 2014.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe ten bedrage van € 75=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 14 augustus 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven