Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0659/TA, 4 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/659/TA

betreft: [klager] datum: 4 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2014 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.J. van der Stel, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerkster.

Desgevraagd hebben partijen aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het feit dat de schorsingsvoorzitter die op het door klager ingediende schorsingsverzoek heeft beslist, deel uitmaakt van de beroepscommissie.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een maatregel van afzondering d.d. 26 juli 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had duidelijke afspraken gemaakt met het hoofd sociotherapeutisch milieu over de hoeveelheid frisdrank die klager tezamen met een
medeverpleegde zou mogen meenemen naar klagers kamer. Toen een ander personeelslid klager met de flessen frisdrank zag lopen, verbood zij hem deze mee te nemen naar zijn kamer. Hierover was geen overleg met het betreffende personeelslid mogelijk.
Klager
werd zelfs verboden hierover verder te praten. Klager ontkent dat hij zich dreigend heeft opgesteld. Gelet op de eerder gemaakte afspraken had klager alle aanleiding hierop te wijzen. Hij begrijpt niet dat het betreffende personeelslid niet met het
hoofd sociotherapeutisch milieu in overleg is getreden. De omstandigheid dat klager na het incident niet meer met het betreffende personeelslid wilde praten betekent nog niet dat klager onbegeleidbaar is.
Klager mocht van het hoofd sociotherapeutisch milieu van klagers eigen geld onbelemmerd flessen frisdrank kopen in verband met de ramadan. De flessen waren bestemd voor de hele groep. Klager kreeg geld in plaats van de maaltijden. Hij mocht zelf
bepalen
wat hij hiervan zou kopen. De ramadan was ten tijde van het incident ongeveer tien dagen aan de gang. Klager had aan het eind van die dag nog niet gegeten en was wat suf en moe.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 25 juli 2013 was klager overdag goed aanspreekbaar. Aan het eind van de dag zag een personeelslid klager en een medeverpleegde
met zes flessen frisdrank lopen. Het betreffende personeelslid heeft hen hier op aangesproken. Beide patiënten reageerden geagiteerd en wilden niets zeggen. De mate van reactie was grensoverschrijdend. Toen klager bleef weigeren om in gesprek te gaan
is
besloten tot het opleggen van een ordemaatregel. Klager is na de oplegging van de ordemaatregel gehoord.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 34, eerste lid in verbinding met artikel 32, eerste lid, onder b, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting de verpleegde afzonderen met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid.

De beroepscommissie is op grond van de stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting van oordeel, dat in de aanloop naar de ordemaatregel geen of onvoldoende stappen zijn gezet om het conflict op te lossen. De beroepscommissie
acht aannemelijk dat klager van het hoofd sociotherapeutisch milieu toestemming had gekregen om de flessen frisdrank aan te schaffen en deze mee te nemen naar zijn kamer. Een ander personeelslid was hiervan kennelijk niet op de hoogte. Toen dit
personeelslid klager verbood meer dan een fles mee te nemen, ontstond er een verschil van mening tussen dit personeelslid enerzijds en klager en de medeverpleegde anderzijds. Op dat moment had het personeel het hoofd sociotherapeutisch milieu moeten
vragen om opheldering te geven. Gesteld noch gebleken is dat voor deze optie is gekozen. Hierdoor is de kwestie onnodig op een conflict uitgelopen. Uit hetgeen ter zitting is besproken leidt de beroepscommissie af dat de inrichting ook naderhand de
kwestie niet heeft uitgezocht, terwijl van klager wel een meegaande opstelling werd verwacht. Hem werd in feite verweten dat hij boos en verongelijkt was. Daarom werd hem de maatregel van afzondering opgelegd. De inrichting had de kwestie beter moeten
uitzoeken en het aandeel van het personeel in het conflict moeten erkennen. Nu dit niet is gebeurd is het belang van klager onvoldoende meegewogen bij de beslissing tot oplegging van de maatregel. Dit maakt dat de beroepscommissie vindt dat de
opgelegde
maatregel van afzondering onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en daarom niet in stand kan blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden
verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt
deze vast op € 45,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 45,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven