Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2140/GB, 5 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:05-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2140/GB

Betreft: [klager] datum: 5 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zwolle Zuid 1 afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 april 2014 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Het Schouw te Amsterdam.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Hij stelt dat er een onjuiste belangenafweging is gemaakt. Klagers vrouw en kinderen zijn woonachtig in Zwolle, zij hebben geen financiële middelen om klager in het h.v.b. van de locatie Het
Schouw te bezoeken. Hij is thans dan ook verstoken van bezoek van zijn gezin.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Een preventief gehechte gedetineerde dient zo dicht mogelijk bij het arrondissementsparket van insluiting (in dit geval Amsterdam) te worden ondergebracht. De
celcapaciteit van het h.v.b. in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle is in principe bestemd voor gedetineerden die preventief moeten worden ingesloten voor het arrondissementsparket Midden-Nederland. De selectiefunctionaris ziet onvoldoende
gronden om een uitzondering te maken op het gevoerde beleid. Klager kan, wanneer hij in eerste aanleg wordt veroordeeld, zijn voorkeur voor plaatsing in de p.i. Zwolle kenbaar maken.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De beroepscommissie stelt voorop dat bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium vormen. De selectiefunctionaris heeft hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van
zijn problemen omtrent het ontvangen van bezoek in redelijkheid niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid hoeven aan te merken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager met enige regelmaat bezoek van zijn familie ontvangt. Daarnaast zijn
geen
stukken overgelegd waaruit het tekort aan financiële middelen blijkt. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 5 augustus 2014

secretaris voorzitter

Naar boven