nummer: 14/950/GA
betreft: [klager] datum: 11 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen,
gericht tegen een uitspraak van 1 april 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juni 2014, gehouden in de locatie De Karelskamp te Almelo, is gehoord klagers raadsman mr. R.J. Pardijs. Klager en de directeur zijn, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (ingaande op 23 december 2013), omdat op klagers cel een waxinelichtje is aangetroffen (ZU 2013-334),
b. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (ingaande op 26 december 2013) alsmede intrekking van de helft van het eerstvolgende verlof, omdat tijdens een controle in klagers broekzak
medicatie is aangetroffen (ZU 2013-333),
c. het niet mogen bijwonen van de Kerstkerkdienst (ZU 2014-003)
d. het niet in ontvangst nemen en versturen van klagers schorsingsverzoek (ZU 2014-004),
e. de beslissing van de directeur klagers lidmaatschap van de Gedeco te beëindigen (ZU 2014-006), en
f. de omstandigheid dat klager gedurende twee weken geen gebruik heeft kunnen maken van de bibliotheek (ZU 2014-034).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming van in totaal € 82,50 – € 22,50 vanwege de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder a, € 30,= vanwege de gegrondverklaring van het beklag als vermeld
onder b, € 10,= vanwege de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder c, € 10,= vanwege de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder d. en € 10,= vanwege de gegrondverklaring van het beklag als vermeld onder f. – toegekend, op de
gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a: in klagers cel is een waxinelichtje aangetroffen. Dit is verboden en om die reden is hij gestraft. Volgens de beklagcommissie is het plaatsen in een cel van een brandend waxinelichtje niet gevaarlijker
dan
het voorhanden hebben van aanstekers of lucifers en levert dit minder brandgevaar op dan een kaars. Deze redenering van de beklagcommissie is opmerkelijk, omdat zij daarmee het brandveiligheidsbeleid van de inrichting wijzigt. Kaarsen, waaronder ook
waxinelichtjes, kunnen meerdere uren branden, ook als een gedetineerde zijn cel verlaat of in slaap valt. Gedetineerden kunnen in geval van brand niet zelf hun cel verlaten. Om die reden is open vuur van kaarsen en waxinelichtjes verboden. Klager heeft
niet willen verklaren van wie hij het waxinelichtje had gekregen en daarmee heeft hij de verdenking op zich geladen dat hij het waxinelichtje heeft ontvreemd uit het stiltecentrum. De straf is op goede gronden aan klager opgelegd. Met de overweging dat
de directeur had kunnen volstaan met een waarschuwing, gaat de beklagcommissie (wederom) op de stoel van de directeur zitten.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b: klager moest, omdat hem de straf als vermeld onder a. was opgelegd, luchten in een luchtkooi. Voorafgaande aan het luchten is hem expliciet gevraagd of hij voorwerpen bij zich had. Klager zei dat hij
niets
bij zich had. Vervolgens is klager gefouilleerd en daarbij is in zijn broekzak medicatie aangetroffen. Het opsparen dan wel voorhanden hebben van medicatie is verboden. Medicatie moet na uitreiking direct worden ingenomen. Nu bij klager, die al eerder
was bestraft voor het voorhanden hebben van contrabande – een waxinelichtje – , nadat hem expliciet was gevraagd of hij iets bij zich had, wederom contrabande is aangetroffen, is de straf terecht opgelegd.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c: uitgangspunt is dat een gedetineerde gedurende de tenuitvoerlegging van een straf niet deelneemt aan activiteiten. Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de directeur om een uitzondering hierop
te maken. Indien de directeur een uitzondering hierop maakt, kan van hem een motivering worden verwacht. In het onderhavige geval heeft de directeur de regels gehandhaafd. Dit hoeft hij verder niet toe te lichten. Overigens gaat de beklagcommissie
eraan
voorbij dat het waxinelichtje zeer waarschijnlijk door klager is ontvreemd uit het stiltecentrum waarin de kerkdienst wordt gehouden.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder d: het schorsingsverzoek is, anders dan waar de beklagcommissie vanuit is gegaan, gedateerd op 25 december 2013. Het is die dag door het personeel aan de RSJ verstuurd. Overigens was klager op die dag
verbaal
intimiderend en veeleisend jegens het personeel.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder e: de straffen als bedoeld onder a. en b. zijn terecht aan klager opgelegd. Daarom is klager, die als Gedeco-lid een voorbeeldfunctie had, terecht uit de Gedeco gezet.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder f: een gedetineerde heeft recht om wekelijks gebruik te maken van de bibliotheekvoorziening. Echter, de bibliothecaris was de betreffende periode met vakantie en er was geen vervanger. In die periode konden
gedetineerden bij het personeel een verzoek indienen om gebruik te mogen maken van de bibliotheek. Als er tijd en gelegenheid bestond werden die gedetineerden in staat gesteld de bibliotheek te bezoeken. Klager was evenwel disciplinair gestraft en
vertoonde daarnaast zeer dwingend en arrogant gedrag jegens het personeel. Om die reden heeft hij niet van de bibliotheekvoorziening gebruik mogen maken.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kan zich verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. en b: de beklagcommissie heeft oog gehad voor de wijze waarop klager is behandeld. Klager zat er in de betreffende periode helemaal doorheen. Van een medegedetineerde heeft hij toen, ter bemoediging, een
waxinelichtje gekregen en dat heeft hij op zijn cel gezet. Hiervoor is klager gestraft. Hiervan is klager, omdat hij dit nooit eerder had meegemaakt, in de war geraakt. Daardoor is hij vergeten zijn medicatie in te nemen. Hiervoor is hem wederom een
straf opgelegd. Klager heeft het gevoel dat de directeur op zoek was naar redenen om zijn verlof, dat op 31 december 2013 zou plaatsvinden, in te trekken.
Ten aanzien van het beklag onder d: klager heeft op 24 december 2013 omstreeks 12.30 uur en nogmaals om 14.00 uur aan het personeel gevraagd om zijn schorsingsverzoek te versturen naar de RSJ. De directeur heeft meegedeeld dat de schorsingsverzoeken op
25 december 2013 zijn verstuurd. Ook indien de schorsingsverzoeken op 24 december 2013 aan het eind van de middag zouden zijn verstuurd, was dit gelet op de naderende kerstdagen te laat geweest.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. In paragraaf 4.5.1.1. van de huisregels van de locatie Ooyerhoek Zutphen is – voor zover hier van belang – bepaald dat het niet is toegestaan kaarsen op cel te
hebben. Vast staat dat op 23 december 2013 bij gelegenheid van een celcontrole een waxinelichtje in klagers cel is aangetroffen. Hiermee heeft klager de huisregels, die hij geacht wordt te kennen, overtreden. De beroepscommissie is van oordeel dat de
directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager voor deze overtreding, ongeacht de reden die klager heeft gehad voor het op cel hebben van het waxinelichtje, de bestreden disciplinaire straf op te leggen. Het beroep van de directeur zal
derhalve
gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag als vermeld onder a. zal alsnog ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. tot en met f. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot andere beslissingen kan leiden dan die van de beklagcommissie.
In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Hoewel de beroepscommissie, anders dan de beklagcommissie, van oordeel is dat de directeur in redelijkheid heeft
kunnen beslissen de disciplinaire straf als vermeld onder a. op te leggen, is de beroepscommissie met de beklagcommissie van oordeel dat de – in het geheel niet onderbouwde – beslissing van de directeur om in dit geval geen uitzondering te maken op de
regel als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Pbw, waardoor klager de Kerstkerkdienst – die voor hem belangrijk was – niet heeft kunnen bijwonen, moet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat
onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager het waxinelichtje uit het stiltecentrum heeft ontvreemd.
In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder d. overweegt de beroepscommissie dat uit de ‘faxgegevens’ aan de bovenkant van het gefaxte schorsingsverzoek blijkt dat het schorsingsverzoek op 24 december 2013
om 17.42 uur op het secretariaat van de Raad is binnengekomen. Niet weersproken is dat klager op
24 december 2013 omstreeks 12.30 uur en 14.00 uur heeft gevraagd zijn schorsingsverzoek te verzenden. Nu het schorsingsverzoek op 24 december 2013 niet direct na klagers verzoek doch eerst aan het einde van de middag is verstuurd, kon niet meer voor de
kerstdagen op het schorsingsverzoek worden beslist. Omdat de straf na de kerstdagen reeds was afgelopen, heeft de schorsingsvoorzitter niet inhoudelijk op het schorsingsverzoek kunnen ingaan.
In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder e. overweegt de beroepscommissie dat, hoewel de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen de straf als vermeld onder a. op te leggen, de beslissing om
klagers lidmaatschap van de Gedeco te beëindigen, gezien de aard en geringe zwaarte van de overtreding, moet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Overigens merkt de beroepscommissie op dat in paragraaf 5 (“Gedetineerdencommissie”) van de
huisregels niet staat dat de directeur kan beslissen het Gedeco-lidmaatschap van een gedetineerde te beëindigen.
In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder f. overweegt de beroepscommissie het volgende. Nu klager gedurende twee weken geen gebruik heeft kunnen maken van de bibliotheekvoorziening, terwijl hij in die
periode slechts drie dagen gerechtvaardigd – in het kader van de straf als bedoeld onder a. – ingesloten is geweest, is niet voldaan aan klagers recht ex artikel 48, eerste lid, van de Pbw.
Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur inzake het beklag als vermeld onder b. tot en met f. ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen, met aanvulling van de gronden ten
aanzien van het beklag als vermeld onder c. tot en met f.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag als vermeld onder a. alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. tot en met f. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. tot en met
f.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 11 juli 2014
secretaris voorzitter