Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1896/GV, 7 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1896/GV

betreft: [klager] datum: 7 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 april 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

De beroepscommissie heeft voorts telefonisch inlichtingen ingewonnen bij de p.i. Vught over het traject Kiezen Voor Verandering (KVV).

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De aanvraag is afgewezen op dezelfde gronden als een eerdere aanvraag. Klager komt over negen maanden uit detentie en het is onzin dat sprake is van gevaar voor de maatschappij en slachtofferconfrontatie. Zo kan iedere verlofaanvraag afgewezen worden
en
krijgt klager niet de kans om te resocialiseren. Klager wil zijn beroep mondeling toelichten.
Het verlofadres is meer dan 60 kilometer verwijderd van de plaats delict. De politie heeft dit adres goedgekeurd en de kans op slachtofferconfrontatie is dan ook nihil. Ook zou het risico hiervan ingeperkt kunnen worden door een locatieverbod. Klager
bevindt zich in de laatste fase van de detentie en het belang van de re-integratie weegt steeds zwaarder. Het recidivegevaar is hieraan ondergeschikt. Een eerder delict is onvoldoende zwaarwegend om tot een weigering te komen en over klagers gedrag
wordt thans positief gerapporteerd. Daarnaast heeft klager ruim anderhalf jaar geleden getekend voor zijn medewerking aan TR. Overigens ligt er ook een rapport van de reclassering uit 2012; in 2013 wilde klager wel meewerken aan rapportage, maar
inhoudelijk niet ingaan op de verdenking. Doorgaans kan de reclassering dan desondanks een rapport opmaken. Klager heeft beklag ingediend tegen het feit dat de reclassering geen rapport wil opstellen. Dit beklag is nu in behandeling bij de
beroepscommissie van de RSJ (14/1021/GA). Het is onwaar dat klager niet meewerkt aan TR. Hij is gestart met de training “Kiezen Voor Verandering”. Verder wordt inhoudelijk verwezen naar jurisprudentie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager weigert in detentie om mee te werken aan TR. Hij wil niet praten over het delict en hij wil niet meewerken aan een re-integratieplan. Klager is preventief gehecht en gezien de fictieve einddatum is het belang van resocialisatie ondergeschikt aan
het risico van recidive. Door de voorwaarde van het melden op het politiebureau worden de risico’s van recidive en risico op letsel voor willekeurige personen niet ingeperkt. Klager is nog niet onherroepelijk veroordeeld en het advies van het openbaar
ministerie heeft daarom een zwaarwegend karakter.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag met de voorwaarde dat klager zich dagelijks meldt bij de politie.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd. Hierbij is aangegeven dat sprake is van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten, gebleken onbetrouwbaarheid tot het
nakomen van afspraken en het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of andere betrokkenen. Klager is door het gerechtshof veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf wegens een brute overval op een supermarkt, het plegen van voorbereidingen
voor een soortgelijke overval, een poging tot straatroof en opzetheling van een motorfiets. Het hof heeft overwogen dat klager een zeer bedreigende en angstaanjagende situatie had gecreëerd voor de aanwezigen. Ten tijde van de overval op de supermarkt
waren ook kinderen aanwezig. Een ongewenste confrontatie met slachtoffers moet worden voorkomen. Dit risico is aanwezig. Daarbij komt dat klager eerder veroordeeld is voor soortgelijke delicten.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven het beroep mondeling te willen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te
beslissen.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Klager is preventief gedetineerd. De fictieve einddatum valt op 4 februari 2015.

De beroepscommissie is ambtshalve bekend met de uitspraak van 20 februari 2014, met nummer 2013/430, van de beklagcommissie bij de p.i. Lelystad. Bij deze uitspraak is klagers beklag betreffende de ten onrechte afmelding voor TR deels niet-ontvankelijk
en deels ongegrond verklaard. Klager is hiertegen in beroep gekomen waardoor deze uitspraak thans niet onherroepelijk is.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Klager heeft zich in 2013 aangemeld voor het TR-traject. Uit het advies van 28 april 2014 blijkt dat er geen adviesrapportage door de reclassering kan worden opgemaakt, omdat klager niet wil praten over het delict. Hierdoor kan hij niet deelnemen aan
gedragsinterventie TR (Terugdringen Recidive). Klager heeft op 26 maart 2014 de zogenoemde Reflector ingevuld om te werken aan zijn re-integratie. Hiermee heeft hij zich aangemeld voor het programma Kiezen Voor Verandering. Klager staat thans nog op de
wachtlijst voor KVV. Anders dan de Staatssecretaris meent, oordeelt de beroepscommissie dat klager wel wil werken aan een re-integratieplan. Met betrekking tot het gevaar van ongewenste slachtofferconfrontatie overweegt de beroepscommissie dat dit
gevaar klein is. De slachtoffers zijn namelijk willekeurige passanten van een supermarkt. Bovendien kan er een gebiedsverbod worden opgelegd.

Klager is sinds 18 januari 2011 gedetineerd. Gezien de fictieve einddatum van de detentie en het feit dat klager wil werken aan een reintegratieplan, oordeelt de beroepscommissie dat het belang van klager thans zwaarder weegt dan het algemeen belang.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen. Nu het verlofmoment nog kan worden ingehaald, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een
tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee na ontvangst
van deze uitspraak. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven