Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0961/SGA, 21 maart 2014, schorsing
Uitspraakdatum:21-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/961/SGA
Betreft : [klager] datum: 21 maart 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 18 maart 2014, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van
plaatsing
in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 18 maart 2014 om 09.30 uur en eindigende op 1 april 2014 om 09.30 uur, wegens belediging en bedreiging van personeel van de medische dienst in die mate dat zij
genoodzaakt waren om alarm te maken, ook omdat verzoeker fysiek probeerde het kantoor verder binnen te dringen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 19 maart 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 21 maart 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De voorzitter stelt vast dat de directeur tot oplegging van de onderhavige ordemaatregel heeft besloten, omdat verzoeker het personeel van de medische dienst heeft beledigd en bedreigd en dat hij fysiek heeft geprobeerd het kantoor verder binnen te
dringen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter levert een en ander strafwaardig gedrag op als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. De directeur had daarom - zoals de beroepscommissie in soortgelijke zaken heeft overwogen - in het
onderhavige geval geen ordemaatregel op moeten leggen maar een disciplinaire straf. Dat maakt dat de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel, nu voor de oplegging daarvan geen grond bestond, voor schorsing in aanmerking komt. Nu het schriftelijk
verslag,
dat overigens niet aan verzoeker is aangezegd, is gegrond op artikel 50, eerste lid van de Pbw, begrijpt de voorzitter dat de directeur wellicht ook had bedoeld om een disciplinaire straf op te leggen.
Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur van 18 maart 2014 met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 21 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven