Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0332/SGA, 11 februari 2014, schorsing
Uitspraakdatum:11-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/332/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 11 februari 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C. Niens, namens

[verzoeker], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 30 januari 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 29 januari 2014 om 16.30 uur en eindigende op 12 februari 2014 om 16.30 uur, wegens de weigering om medewerking te verlenen aan de plaatsing op een meerpersoonscel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de secretaris van de beklagcommissie waaruit volgt dat er een klachtformulier van verzoeker is ontvangen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 11
februari 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen blijkt dat op 20 juni 2012, bij gelegenheid van de intake-procedure door de medische dienst van de p.i. Leeuwarden, is geoordeeld dat er op dat moment geen aanwijzingen waren voor een contra-indicatie
voor plaatsing op een meerpersoonscel. Verzoeker zou ook geen vragen hebben gesteld of zaken hebben aangedragen waaruit mogelijk een contra-indicatie zou kunnen volgen. In de periode van de medische intake tot aan heden zijn zowel vanuit verzoeker
alsook vanuit het (medisch) personeel geen aanwijzingen geweest welke zouden kunnen leiden tot een mogelijke contra-indicatie. Nu er geen sprake lijkt te zijn van het bestaan van eventuele contra-indicaties voor een verblijf in een meerpersoonscel, had
verzoeker - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - moeten meewerken aan de opdracht van het personeel om medewerking te verlenen aan de plaatsing op een meerpersoonscel. De beslissing van de directeur om verzoeker voor deze strafwaardige
gedraging genoemde disciplinaire straf op te leggen acht de voorzitter voorlopig oordelend niet onredelijk of onbillijk en ook niet in strijd met een wettelijk voorschrift. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 11 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven