Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4101/SGA, 17 december 2013, schorsing
Uitspraakdatum:17-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/4101/SGA
Betreft : [klager] datum: 17 december 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.B.M. Poppelaars, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van – zo verstaat de voorzitter – 3 december 2013, inhoudende de
voortduring van een aantal eerder, met ingang van 11 november 2013, opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) .

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 6 december 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 16 december 2013.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De voorzitter heeft eerder, bij beslissing van 8 november 2013 met kenmerk 13/3625/SGA, de tenuitvoerlegging van een aantal – in kader van verzoekers plaats en status op de GVM-lijst – opgelegde toezichtmaatregelen geschorst omdat de directeur
verzoeker
niet (voorafgaand aan de maandelijkse toetsing van de noodzaak van voortduring van genoemde maatregelen) had gehoord.
Kennelijk heeft de directeur vervolgens op 11 november 2013 een nieuwe beslissing genomen strekkende tot oplegging van identieke toezichtmaatregelen als die waarvan de tenuitvoerlegging was geschorst. Die bevoegdheid heeft de directeur en hij kon deze
beslissing ook nemen. Thans is aan de orde of maandelijkse toetsing van de noodzaak van voortduring van de toezichtmaatregelen van 11 november 2013 kon leiden tot de voortduring van die maatregelen. Een van de eisen waaraan bij die toetsing moet zijn
voldaan is, dat de directeur bij de beoordeling van de noodzaak van voortduring een eigen belangenafweging heeft gemaakt. Een van de voorwaarden om tot een goede belangenafweging te kunnen komen is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, het
horen van de gedetineerde wie de maatregelen betreft. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat dit horen niet heeft plaatsgevonden. Gelet daarop heeft de directeur – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – geen goede
belangenafweging kunnen maken en moet de bestreden beslissing als onzorgvuldig tot stand gekomen worden aangemerkt. Gelet daarop zal het verzoek worden toegewezen en zal de tenuitvoerlegging van onderhavige beslissing worden geschorst tot het moment
dat
de beklagcommissie zal hebben beslist op het onderliggende beklag.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 11 november 2013 tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 december 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven