Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0282/SGA, 5 februari 2014, schorsing
Uitspraakdatum:05-02-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/282/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 5 februari 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een op 31 januari 2014 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. B.J. de
Groot, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 27 januari 2014, inhoudende het opleggen van de verplichting tot
het
ondergaan van een geneeskundige a-behandeling als bedoeld in artikel 46d onder a van de Pbw, voor de duur van drie maanden, ingaande op 28 januari 2014 om 00.00 uur en eindigend op 27 april 2014 om 00.00 uur, omdat zonder die behandeling de
mogelijkheid
bestaat dat het gevaar, dat de stoornis van verzoekers geestvermogens doet veroorzaken, niet binnen redelijke termijn kan worden weggenomen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 31 januari 2014, tevens inhoudende het schorsingsverzoek, de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 februari 2014 en de nadere telefonische inlichtingen namens de directeur
van 5 februari 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De bestreden beslissing is genomen op 27 januari 2014 met als ingangsdatum 28 januari 2014. Het is de voorzitter bekend dat de inrichting in beginsel de toepassing van dwangmedicatie 72 uren uitstelt teneinde de gedetineerde in de gelegenheid te
stellen
een beroepschrift in te dienen en om schorsing van de tenuitvoerlegging te vragen bij de voorzitter. Het beroepschrift en het schorsingsverzoek zijn eerst op 31 januari 2014, een vrijdag, na kantoortijd van het secretariaat van de Raad per fax aan het
secretariaat zijn verzonden. Niet is gebleken dat de bestreden beslissing voor ommekomst van de hiervoor geldende wachttijd ten uitvoer is gelegd.

Uit nadere telefonische inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoekers vermoedelijke einddatum van detentie 17 februari 2014 is. Gelet op die (vermoedelijk) nog korte duur van verzoekers detentie en gelet op verzoekers gedrag zoals
omschreven in de inlichtingen van de directeur, had in dit geval – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – dienen te worden volstaan met een minder verstrekkende vorm van behandeling dan de toediening van (langdurig werkende) depotmedicatie.
Indien die medicatie thans nog niet zou zijn toegediend, zou er daarom aanleiding zijn geweest het verzoek toe te wijzen omdat die beslissing niet redelijk en billijk wordt geacht. Nu evenwel aan verzoeker inmiddels die langwerkende (depot)medicatie is
toegediend, welke toediening onomkeerbaar is, heeft verzoeker thans geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 februari 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven