Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2035/GV, 23 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2035/GV

betreft: [klager] datum: 23 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 juni 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers ouders in Griekenland zijn ziek. Klagers dochter is 12 jaar oud en wacht op klager. Klager heeft geen misdrijf begaan, behalve dat hij zich niet in Nederland mocht begeven. Klager excuseert zich hiervoor en belooft zich nooit meer in Nederland
te begeven.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aan klager is reeds op 27 januari 2014 strafonderbreking verleend met de voorwaarde dat hij zich niet mag begeven in Nederland. Klager werd toen uitgezet naar Albanië. Op 18 april 2014 is klager in Nederland gearresteerd. Hij heeft hiermee de
voorwaarde
overtreden. Er zal daarom geen tweede keer strafonderbreking worden verleend. Opgemerkt wordt dat klager, bij een eventuele uitzetting, zou worden uitgezet naar Albanië en niet naar Griekenland.

Op klagers verzoek is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel heeft negatief geadviseerd en daarbij aangegeven dat dit een tweede verzoek om strafonderbreking betreft. Klager heeft zich niet aan de voorwaarde van de eerder verleende strafonderbreking
gehouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat twee gevangenisstraffen van 120 dagen (waarvan een restant openstaat van 50 dagen) en van 420 dagen (waarvan een restant openstaat van 60 dagen). De einddatum van de detentie valt op of omstreeks 6 augustus 2014.

Artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor onbepaalde tijd kan worden verleend. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde
verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert.

Uit de rapportage van p.i. Ter Apel blijkt dat klager op 14 juni 2012 en op 25 april 2013 vanuit een strafrechtelijke detentie is uitgezet naar het buitenland. Met betrekking tot de huidige detentie is aan klager al een keer strafonderbreking verleend
onder de voorwaarde dat hij zich niet in Nederland zal begeven. Klager is op grond van die beslissing op 29 januari 2014 vertrokken naar Albanië. Vaststaat dat klager op 18 april 2014 in Nederland is gearresteerd. Door terug te keren naar Nederland
heeft hij de voorwaarde van de eerder verleende strafonderbreking overtreden. De beroepscommissie is van oordeel dat deze omstandigheid een contra-indicatie vormt voor het opnieuw verlenen van strafonderbreking en een afwijzing van klagers verzoek
rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven