nummer: 02/1057/GA
betreft: [klager] datum: 5 september 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Het Schouw te Amsterdam,
gericht tegen een uitspraak d.d. 13 mei 2002, van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord [...], unit-directeur bij het h.v.b. Het Schouw, en klagers raadsman mr. G.V. van der Bom.
Klager is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de schending van het recht op een dagprogramma van 78 uur per week.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn verschillende dagprogramma's voor de vier afdelingen die verdeeld zijn over een A- en een B-vloer. Bovendien verschilt het dagprogramma van de even en de oneven weken.
De uren waarop de verschillende vloeren recreatie hebben wisselen elkaar af. Er is sprake van spiegelafdelingen en van een gespiegeld programma. Als groep A recreatie heeft, heeft groep B dat niet en andersom. Als de gedetineerdegeen recreatie heeft, verblijft hij op zijn cel. Deze uren, waarin dus geen activiteiten plaatsvinden, worden niet bij de activiteiten gerekend, maar wel bij het dagprogramma. In die uren kan er bijvoorbeeld nog een telefoontjegepleegd worden. Als de gedetineerde in die tijd op de bel drukt om een penitentiair inrichtingswerker (piw-er) te zien, gaat de piw-er naar de cel toe en gaat de celdeur open. Dit is niet het geval als tijdens de nacht gebeld wordtvoor een piw-er. Dan verloopt het contact uitsluitend via de intercom.
De maaltijden worden om 16.30 uur uitgereikt. Het kan ook gebeuren dat de gedetineerden om 16.00 uur gelijk hun brood voor de maaltijd meenemen.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er bestaat geen onduidelijkheid over de aanvang, maar wel over het einde van het dagprogramma. De vraag is namelijk wanneer sprake is van insluiting voor de nacht. De directeur is van mening dat, omdat het personeel tot 21.30 uur opde afdeling rondloopt, het dagprogramma pas eindigt om 21.30 uur. Op een groot aantal dagen worden de gedetineerden echter al om 16.00 uur ingesloten voor de nacht. Dat is dan het moment dat het dagprogramma eindigt.
Uit een steekproef waarbij een aantal dagprogramma's is bekeken, blijkt dat de dagprogramma's 60 tot 64 uur duren. Dit is te kort.
Namens klager is na de zitting nog een schriftelijke reactie gegeven op hetgeen de directeur ter zitting heeft verklaard. Hieruit komt het volgende naar voren.
Het komt veelvuldig voor dat de maaltijden voor de avond al tussen 15.15 uur en 15.30 uur worden uitgereikt, in plaats van om 16.45 uur zoals door de directeur ter zitting is aangevoerd. Bovendien is het niet juist dat piw-ers tot21.30 uur aan de celdeur verschijnen als er op de intercom wordt gedrukt. Tot uiterlijk 17.00 uur zijn er piw-ers op de afdeling aanwezig. Daarna is contact slechts via de intercom mogelijk.
3. De beoordeling
De beroepscommissie verstaat, mede gelet op hetgeen ter zitting van de beroepscommissie door de directeur is verklaard, het beroep als gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag, waarbij de beklagcommissie heeft overwogen datde niet ingeroosterde uren recreatie niet bij de berekening van het totaal aantal uren dagprogramma per week meegeteld mogen worden, nu de gedetineerden dan reeds feitelijk voor de nacht zijn ingesloten.
Artikel 3 van de Penitentiaire maatregel (Pm) bepaalt voor alle regimes dat het dagprogramma de periode tussen uitsluiting van de gedetineerden in de ochtend en insluiting van de gedetineerden voor de nacht beslaat. In de Memorievan Toelichting bij dit artikel wordt vermeld dat in de tussenliggende tijd activiteiten aan de gedetineerden kunnen worden geboden en dat de resterende uren van het dagprogramma onder andere zijn bedoeld voor de persoonlijkeverzorging en het nuttigen van de maaltijden. Voorts is in de toelichting bepaald dat de gedetineerden ook gedurende het dagprogramma in hun cel kunnen worden ingesloten waarbij het feitelijk aantal uren afhankelijk is van het soortregime.
Nu het hier een inrichting betreft met een standaardregime van beperkte gemeenschap zijn voorts zowel van toepassing sub a van het tweede lid van artikel 3 Pm als artikel 21 Pbw.
Artikel 3, tweede lid sub a Pm bepaalt dat bij een standaardregime van beperkte gemeenschap het dagprogramma minimaal 78 uren per week duurt en dat daarin minimaal 43 uren per week aan activiteiten en bezoek wordt geboden.
Het beklag is niet gericht tegen het aantal uren dat per week aan activiteiten en bezoek wordt geboden. De uren waarop de gedetineerden van de zogenaamde 'spiegelafdeling' tijdens de niet ingeroosterde recreatie-uren wordeningesloten tellen weliswaar mee voor het dagprogramma, maar niet voor het activiteitenprogramma.
Artikel 21 Pbw bepaalt dat gedetineerden in een regime van beperkte gemeenschap in de gelegenheid worden gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen en zich overigens in de voor hen persoonlijk bestemde verblijfsruimteophouden. De gedetineerden verblijven dus gedurende de resterende 35 uren van het dagprogramma, de uren derhalve die niet besteed worden aan activiteiten of bezoek, op cel. Het verschil tussen de cellulaire uren tijdens hetdagprogramma en de cellulaire uren tijdens de nacht is, zoals ook blijkt uit de door de directeur ter zitting afgelegde verklaring, gelegen in het minder stringente karakter van eerstgenoemde uren.
De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat het bij het dagprogramma meerekenen van de niet-ingeroosterde recreatie-uren gedurende welke de gedetineerden van de zogenaamde 'spiegelafdeling' op cel dienen teverblijven, niet in strijd is met een wettelijk voorschrift.
Het beroep dat is gericht tegen de uitspraak van de beklagcommissie betreffende het einde van het dagprogramma zal daarom gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 5 september 2002.
secretaris voorzitter