Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2063/GM, 4 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2063/GM

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 juni 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C.H. van Keulen, en namens de inrichtingsarts, [...], hoofd zorg, en [...], hoofd behandeling. Hoewel voor klagers
vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 april 2014, betreft het niet concreet onderbouwen van het advies van de inrichtingspsycholoog op grond waarvan klager is overplaatst naar een PPC.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Het advies van de inrichtingspsycholoog is onrechtmatig, doordat klager niet is geïndiceerd voor plaatsing in een PPC. Dit is direct na aankomst op 15 april 2014 in het PPC van de p.i. Amsterdam
Over-Amstel gebleken. Klager hoort niet thuis in een PPC. Hij ontving een nieuwe beslissing van de selectiefunctionaris, waarin hem is medegedeeld dat zijn PPC-indicatie is opgeheven vanwege niet correcte informatie. Klager is daarop teruggeplaatst
naar
de p.i. Zwolle. Klager wil een schadevergoeding voor de 10 dagen dat hij onterecht in het PPC heeft verbleven. Klager heeft zijn verblijf aldaar als zeer vernederend ervaren. Bovendien kan de plaatsing van invloed zijn op klagers strafzaak als de
officier van justitie hier lucht van krijgt.
Klager is zonder indicatiestelling geplaatst in een PPC zonder dat tevoren met hem is gesproken. De inrichting had andere maatregelen kunnen treffen. Alleen doordat klager bezwaar heeft aangetekend tegen zijn plaatsing in een PPC is hij teruggeplaatst.
Het is te gemakkelijk om te stellen dat een agressieproblematiek de reden vormde voor de overplaatsing. Klager heeft het sterke vermoeden dat aan de overplaatsing andere redenen te grondslag lagen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Direct na binnenkomst op de leefafdeling raakte klager in conflict met een p.i.w.-er. Binnen enkele uren ontstond een onrustige sfeer, die volledig was toe te schrijven aan het gedrag van
klager. Er heeft intern overleg plaatsgevonden. Klager is telkens regulier geplaatst of op een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling), maar hem is nooit eerder een behandeling aangeboden om zijn gedrag te kunnen veranderen.
Een
behandeling is geïndiceerd. Klager langer handhaven op een BPG-afdeling zal hem niet veranderen of hem tot andere inzichten doen komen. Om verdere escalaties te voorkomen, is besloten hem niet te spreken, maar direct aan te melden voor een PPC. Uit het
dossier blijkt dat klager geen enkele psycholoog of psychiater wil spreken. Bovendien heeft klager eerder in 2011 geweigerd met de inrichtingspsycholoog in gesprek te gaan.
Aan de overplaatsing van klager naar het PPC ligt wel degelijk een indicatiestelling ten grondslag. De indicatie is besproken in het psychomedisch overleg (pmo). Een dergelijke beslissing wordt niet door de psycholoog alleen genomen. Niettemin erkent
het hoofd behandeling dat de psycholoog een poging had moeten ondernemen om klager te spreken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het medisch beklagrecht zich richt op het medisch handelen van de aan de inrichting verbonden inrichtingsarts. Klager stelt dat het advies van de inrichtingspsycholoog onrechtmatig is, doordat klager zonder
indicatiestelling is geplaatst in een PPC. Namens de inrichtingsarts is deze stelling ter zitting van de beroepscommissie nadrukkelijk weersproken. Klagers plaatsing in een PPC is besproken in het pmo en betreft geen zelfstandige actie van de
inrichtingspsycholoog. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingspsycholoog niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat zij er niet van overtuigd is, dat klager vanwege zijn plaatsing in een PPC schade heeft opgelopen, anders dan de stress die een dergelijke plaatsing zou kunnen opleveren. Op de PPC is meer zorg aanwezig.
Bovendien is de plaatsing kort nadien teruggedraaid.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 augustus 2014

secretaris voorzitter

Naar boven