Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2255/GV, 31 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2255/GV

betreft: [klager] datum: 31 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juni 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil graag samen met zijn zusjes het graf van zijn overleden broer bezoeken. Klager mocht niet op de begrafenis komen en hij heeft ook geen afscheid van zijn broer kunnen nemen. Dit geeft nog steeds heel veel verdriet. Eerder is het klager
toegestaan om met zijn zusjes het graf van zijn overleden zwager te bezoeken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is geregeld dat gedetineerden afscheid kunnen nemen van hun dierbaren bij overlijden. Klagers broer is in augustus 2009 overleden en er is thans geen noodzaak om klager
incidenteel verlof te verlenen. Klager kan het graf bezoeken na het einde van zijn detentie of op het moment dat hem verlof wordt verleend in het laatste gedeelte van zijn straf.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de noodzaak niet wordt ingezien.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te ‘s- Hertogenbosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een bezoek onder begeleiding van DV&O. Tijdens bezoek mag er geen telefonisch contact plaatsvinden met klagers ex-vrouw en kinderen.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4255 dagen en de einddatum is bepaald op 27 juni 2017.

In artikel 21, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Hoewel de beroepscommissie
klagers wens voor het rouwbezoek aan het graf van zijn in 2009 overleden broer begrijpt, is de noodzaak hiervoor onvoldoende aannemelijk gemaakt. Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de afwijzende beslissing op klagers
verzoek om incidenteel verlof niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven