Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1325/GA, 25 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1325/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. Groeneveld, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 april 2014 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2014, gehouden in de p.i. De Schie, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. L. Huigsloot, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. De Schie. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was
zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Op verzoek van de beroepscommissie heeft de directeur op 2 juli 2014 schriftelijk een nadere reactie op het beroep gegeven. Een kopie van de reactie is aan klager en zijn raadsvrouw toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 10 dagen opsluiting in een strafcel, wegens fysiek agressief gedrag.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft steeds betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan fysiek agressief gedrag. Het verzoek van klagers raadsvrouw om de camerabeelden te
bekijken waarop het incident is te zien, is afgewezen. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur betoogd dat de beelden voor externen niet beschikbaar zijn. Daarmee heeft de directeur onvoldoende aannemelijk gemaakt, dat klager de bestreden
gedraging zou hebben gepleegd. Het verslag is niet aangezegd. Ook om deze reden dient het beroep gegrond te worden verklaard.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Indien van een incident camerabeelden beschikbaar zijn, worden deze veilig gesteld. Het door de raadsvrouw opgeworpen formele punt van het
aanzeggen
van het verslag is tijdens de beklagprocedure voor de beklagcommissie niet aan de orde gesteld. Op het moment dat tijdens een vechtpartij gedetineerden uit elkaar worden gehaald, moet impliciet duidelijk zijn dat op het incident een rapport zal volgen.
In onderhavige kwestie is door de directeur persoonlijk gekeken naar de camerabeelden en op basis daarvan is een disciplinaire straf opgelegd. Camerabeelden worden doorgaans na ongeveer vijf dagen automatisch vanuit het systeem overgeschreven. Het is
niet meer te achterhalen waarom deze beelden destijds niet zijn opgeslagen. De aanname is dat de beveiliging de noodzaak voor het veilig stellen van de beelden voor mogelijk beklag en beroep over het hoofd heeft gezien.

3. De beoordeling
Gebleken is dat de camerabeelden van de vechtpartij zijn gewist. De beroepscommissie acht het essentieel dat camerabeelden worden bewaard voor een lopende beklag- en beroepsprocedure, temeer als – zoals in onderhavige casus – de gedetineerde stellig
ontkent de hem verweten gedragingen te hebben gepleegd en het bekijken van de beelden door de directeur vooraf ging aan en medebepalend was voor de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf. In een dergelijk geval moet de beklag- en
beroepscommissie de mogelijkheid hebben op verzoek van de gedetineerde of uit eigen beweging de camerabeelden te bekijken. Aan de vraag of de deelname van klager aan de vechtpartij op grond van andere feiten en omstandigheden voldoende is komen vast te
staan komt de beroepscommissie niet toe, nu klager het schriftelijk verslag van het incident van 23 juni 2013 niet is aangezegd, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Alleen al om deze reden is het beklag in deze situatie gegrond. De
beroepscommissie volgt de directeur niet in zijn standpunt dat als gedetineerden tijdens een vechtpartij uit elkaar worden gehaald impliciet duidelijk moet zijn dat een schriftelijk verslag zal volgen.

Het beroep van klager zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan is te maken,
zijn er termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. De beroepscommissie stelt deze vast op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven