Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2061/GB, 14 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2061/GB

Betreft: [klager] datum: 14 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. de Gruijl, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 maart 2014 gedetineerd in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hij verbleef als arrestant in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Berg te Arnhem. Op 14 mei 2014 is klager
overgeplaatst
naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Sinds klager is overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel voelt hij zich sterk achteruit gaan en vreest hij voor een terugval. Er zijn in de voornoemde gevangenis te
veel prikkels voor klager. In het h.v.b. van de locatie De Berg is hij vertrouwd. Hij verwacht daar geen terugval. Gezien de feiten waarvoor klager is gedetineerd, is een terugval in niemands belang. Hij verzoekt om een terugplaatsing in het h.v.b. van
de p.i. De Berg.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De maximaal toegestane verblijfsduur in een h.v.b. bedraagt acht weken. Het is wettelijk gezien niet mogelijk klager terug te plaatsen naar het h.v.b. van de locatie De
Berg.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 10, eerste lid van de Pbw zijn gevangenissen bestemd voor de opneming van personen die, al dan niet onherroepelijk, tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld.

4.2. Klager is onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 120 dagen. Hij is als arrestant ingesloten in een huis van bewaring in afwachting van zijn overplaatsing naar een gevangenis. Gelet op voornoemd artikel 10 van de Pbw dient klager
geplaatst te worden in een gevangenis. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat de in artikel 7, tweede lid, van de Regeling genoemde termijn van acht weken, met de inwerkingtreding van de wijziging omtrent promoveren en degraderen is komen te vervallen. (Stcrt. 20 februari 2014, nr.
4617).

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 14 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven