Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2085/GB, 4 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2085/GB

Betreft: [klager] datum: 4 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Buiting, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 9 juli 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 4 juni 2014 is klager opgeroepen zich op 9 juli 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Zuid voor het ondergaan van 248 dagen gevangenisstraf. Op 10 juni 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 12 juni 2014 ongegrond
is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Wanneer hij zich op 9 juli 2014 dient te melden, krijgt hij hoogstwaarschijnlijk geen vaste aanstelling, alle
vorderingen die hij de afgelopen maanden heeft gemaakt zullen dan teniet gaan. Klager verzoekt tot uitstel van de tenuitvoerlegging van de 248 dagen gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, doch in ieder geval drie maanden. Dan heeft hij naar alle
waarschijnlijkheid zijn financiën op orde dan wel maatregelen getroffen om zijn gemaakte vorderingen in stand te houden. De periode tussen de oproep (4 juni 2014) en de melddatum (9 juli 2014) is te kort om dusdanige maatregelen te treffen om de
gemaakte vorderingen te behouden. Tevens verzoekt klager om zijn detentie te ondergaan in een gevangenis in de nabijheid van zijn woonplaats Den Haag. Op 18 juni 2014 heeft zijn advocaat aanvullende bewijsstukken overgelegd, waaronder een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 6 maanden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voorop moet worden gesteld dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico komen van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het
gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, is de selectiefunctionaris slechts in uitzonderlijke omstandigheden bereid om uitstel te verlenen. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Op 14 februari 2014 heeft klager schriftelijk
verklaard
gevolg te zullen geven aan een oproep zich te melden. In het verlengde daarvan heeft klager op 4 juni 2014 een oproep ontvangen om zich op 9 juli 2014 te melden. Klager verzoekt om uitstel totdat hij zijn financiën op orde heeft. Hij heeft ter
onderbouwing hiervan geen deugdelijke bewijzen aangeleverd. Gebleken is dat klager op 14 februari 2014 geen werk had. Met het na 14 februari 2014 aannemen van werk en een woning heeft klager willens en wetens het risico genomen in de onderhavige
situatie te belanden.

4. De beoordeling
4.1 De gevangenis van de locatie Zuid is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt op dat in een later
stadium aanvullende stukken zijn overgelegd ter onderbouwing van het standpunt van klager en dat hieruit blijkt dat klager zich inspant om zijn leven weer op orde te brengen. Maar dit neemt niet weg dat klager er rekening mee had moeten houden dat de
opgelegde vrijheidsstraf van 248 dagen op enig moment ten uitvoer zou worden gelegd. Bovendien heeft klager op 14 februari 2014 schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep zich te melden in de gevangenis. Sindsdien heeft hij de
gelegenheid gehad om maatregelen te treffen omtrent zijn financiële situatie. De door klager overgelegde arbeidsovereenkomst van 27 februari 2014 is voor bepaalde tijd gesloten. Klager had rond het moment van het aanvaarden van de arbeidsovereenkomst
contact op kunnen nemen met de selectiefunctionaris over het tijdstip van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Overigens stelt klager dat hij zeven maanden in voorarrest heeft gezeten en het is
voor
de beroepscommissie niet duidelijk of hiermee bij de vaststelling van de duur van de nog te ondergane detentie rekening is gehouden. Het verzoek van klager zijn detentie te ondergaan in de nabijheid van Den Haag is niet nader onderbouwd. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 4 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven