Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0404/TA, 4 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/404/TA

betreft: [klager] datum: 4 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC de Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 29 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerkster, gehoord. Klager en zijn raadsman, mr. T.P. Klaasen,
hebben schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van het verzoek van klager om de aanwezigheid van zijn waterkoker in de fouillering te controleren.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht Klager heeft op 12 mei 2013 tweemaal gevraagd om zijn waterkoker bij de opgeslagen spullen te pakken. Dit blijkt uit de
dagrapportage
van sociotherapie. Van beide sociotherapeuten kreeg klager nee te horen, omdat hij de waterkoker niet op zijn kamer mocht gebruiken. Klager heeft dus niet uitgesproken, dat hij wilde verifiëren of de waterkoker er nog stond. Klager was in die periode
veelal dwingend en eisend. Een verzoek om te verifiëren of het apparaat er nog stond, zou waarschijnlijk niet ingewilligd zijn. Voorts heeft de beklagrechter niet voldaan aan de fundamentele eisen van een procedure op tegenspraak, door het hoofd van
de
inrichting niet in de gelegenheid te stellen mondeling op de klacht te reageren. De beklagrechter is enkel uitgegaan van de stellingen van klager, die niet door hemzelf of zijn advocaat zijn toegelicht.

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager wilde controleren of de waterkoker nog steeds was opgeslagen.

3. De beoordeling
Door het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat het onderzoek door de beklagrechter onvoldoende en/of onvolledig is geweest. Daargelaten de juistheid van deze stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde
wordt beoordeeld.

De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan het verweer van het hoofd van de inrichting, dat klager zijn waterkoker wilde pakken en niet alleen maar wilde controleren of deze nog in de fouillering aanwezig was. Daarbij acht de
beroepscommissie
van belang dat volgens het hoofd van de inrichting deze gang van zaken is weergegeven in de dagrapportages van sociotherapie. De beroepscommissie neemt bovendien aan dat als klager inderdaad uitsluitend had verzocht te mogen controleren of de
waterkoker
nog in de opslagreuimte aanwezig was, het hoofd van de inrichting daar anders op zou hebben gereageerd. Mitsdien zal het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd.
Op grond van de huisregels van de inrichting is het voorhanden hebben van brandgevaarlijk voorwerpen op de eigen kamer niet toegestaan. De beslissing van het hoofd van de inrichting om klager te weigeren een waterkoker op de eigen kamer te houden kan
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven